Впотьмах - Ольга Арефьева, Пётр Акимов

Мы красное пили впотьмах и, поверьте,

Не знали, что тать, неслышно как тень

Крадётся сквозь верески.

Умер день,

Ветер шумит над жилищами смерти —

Мы красное пили впотьмах.

Мы красное пили впотьмах и, поверьте,

Не знали, что тать, ухмыляясь, идёт

По нашей улице, стал у ворот —

Веселье — на грани жизни и смерти,

Мы красное пили впотьмах.

Мы красное пили впотьмах и, поверьте,

Не знали, что тать возле наших дверей —

Ни вздоха, ни всхлипа, ни скрипа костей.

Жизнь — это лестница, лестница к смерти,

Мы красное пили впотьмах.

Мы пили впотьмах и не ждали, поверьте,

Что тать осмелеет, вломится в дом,

Где мы веселимся меж злом и добром…

И плащ мой чёрный — чернее смерти —

Схватил он, помедлил, пригубил бокал,

И красное платье с тебя он сорвал,

И сгинул.

И сгинули наши сомненья пустые.

Мы в красных потёмках остались нагие.

Мы голы и нищи.

Одни.

Среди тьмы.

Мы.

We dronken rood in het donker en geloof me,

Ze wisten niet wat een dief is, onhoorbaar als een schaduw

Kruipt door heidevelden.

De dag is dood

De wind loeit over de woningen van de dood -

We dronken rood in het donker.

We dronken rood in het donker en geloof me,

Ze wisten niet dat de dief, grijnzend, liep

Langs onze straat, stond bij de poort -

Plezier staat op het punt van leven en dood,

We dronken rood in het donker.

We dronken rood in het donker en geloof me,

Ik wist niet dat de dief bij onze deuren was -

Geen zucht, geen snik, geen gekraak van botten.

Het leven is een ladder, een ladder naar de dood

We dronken rood in het donker.

We dronken in het donker en wachtten niet, geloof me

Dat de dief stoutmoediger zal worden, in het huis zal inbreken,

Waar we ons verheugen tussen kwaad en goed...

En mijn zwarte mantel is zwarter dan de dood -

Hij greep het, aarzelde, nipte aan zijn glas,

En hij scheurde je rode jurk uit,

En verdronken.

En onze lege twijfels verdwenen.

We werden naakt achtergelaten in de rode duisternis.

We zijn naakt en arm.

Alleen.

Midden in de duisternis.

Wij.