Женщина с планеты Земля - Олег Митяев, Константин Тарасов

Я лежу, бессонно глядя в потолок,

Уговаривая сам себя поспать.

Повзрослеть за столько лет так и не смог,

Я от прочих умудрился лишь отстать.

Эта женщина земная не дает

Мне надежды никакой, но между тем,

Если рядом я, она всегда поет,

А исчезну — перестанет.

А зачем?

И лето кружит семена,

Сомлевших в полдень тополей,

И я все маюсь, упуская времена,

И все скучаю по планете по своей.

Покупаю снова астры у метро,

Как землянин рядовой среди землян,

А она уж приготовила пирог

Из каких-то ягод с солнечных полян.

Будем ужинать и пить поспевший квас,

А когда попросит спеть и я спою,

То заплачет, не сдержавшись в сотый раз,

Узнавая жизнь чужую и свою.

А лето кружит семена,

Сомлевших в полдень тополей,

Уж я стараюсь привирать, да вот беда —

Не получается пока повеселей.

Все про водку, да холодную как снег,

Про пельмени, про пустяшный разговор.

Да про то, что сорок зим здесь на земле

Чью-то жизнь по дням таскаю я как вор.

Я в столовой все салфетки исчеркал,

Про унылую бескрайнюю езду.

Я бы плюнул, я давно уже устал

Да вернулся на далекую звезду.

Но эта женщина одна

Мне не велит — все дело в ней.

И бесконечно лето кружит семена,

Сомлевших в полдень у дороги тополей…

Ik lig, slapeloos naar het plafond te kijken,

Zichzelf overtuigen om te slapen.

Ik kon niet opgroeien voor zoveel jaren,

Het lukte me alleen om achter de anderen aan te vallen.

Deze aardse vrouw geeft niet

Ik heb geen hoop, maar in de tussentijd,

Als ik in de buurt ben, zingt ze altijd

En als ik verdwijn, stopt het.

Waarvoor?

En de zomer spint de zaden,

De populieren die 's middags vielen,

En ik blijf zwoegen, tijd verliezen,

En ik mis mijn planeet nog steeds.

Ik koop weer asters uit de metro,

Als een gewone aardbewoner onder de aardbewoners,

En ze heeft al een taart gemaakt

Van enkele bessen van zonnige weiden.

We zullen dineren en gerijpt kwas drinken,

En als hij vraagt ​​om te zingen en ik zal zingen,

Dan zal hij huilen, zich niet voor de honderdste keer inhoudend,

Het leven van een ander en dat van jezelf kennen.

En de zomer spint zaden,

De populieren die 's middags vielen,

Ik probeer al te liegen, maar dat is het probleem -

Leuker wordt het nog niet.

Alles over wodka, maar koud als sneeuw,

Over dumplings, over een onbeduidend gesprek.

Ja, over het feit dat er veertig winters op aarde zijn

Elke dag sleep ik iemands leven mee als een dief.

Ik heb alle servetten in de eetkamer opgebruikt,

Over de saaie eindeloze rit.

Ik zou spugen, ik ben al heel lang moe

Ja, ik keerde terug naar een verre ster.

Maar deze vrouw is alleen

Ze vertelt het me niet - het draait allemaal om haar.

En eindeloos spint de zomer de zaden,

De populieren die 's middags langs de weg zuchtten...