Hieronder staat de songtekst van het nummer Me estoy quedando solo , artiest - Marea met vertaling
Originele tekst met vertaling
Marea
Hay retazos de rencores
que se han escondido
en caminos de ortigas
donde hicimos buenas migas,
hubo adioses como yunques
y en tu risa sonaron panderetas
que secaron mis macetas,
con las lagrimitas que tú no querías
me he puesto el cariño al baño María
y ahora ya no hay quien me pare,
y en las noches claras baila mi figura
subido a un tablao de cubos de basura
entre las luces de los bares,
ha de ser la mala estrella
la que pegue coces si me ve de lejos,
la que arranque mi pellejo,
o tal vez la letanía de campanas
que toquen a muerto
cuando me mire al espejo,
pero todavía tengo el poderío
de ponerle lindes a este mar bravío
y a esta luna que se mengua,
de lavar heridas con solo un lamido,
de matar quimeras sin hacer ni un ruido,
de perderte por la lengua,
me estoy quedando solo,
no hay abrazos en mis brazos,
te los vas llevando todos,
me estoy quedando solo,
mas yo sigo rebañando,
de tu amor aún quedan trozos,
se hicieron para mí, para mí,
jergones de secano
que guardan mi trajín,
que guardan dudas como pianos,
se hicieron para ti, para ti,
las brumas que se esfuman,
y hechuras de violín
que son más grandes que mis dudas.
VENAS CON HUMO Y PALABRAS
La vamos a tener si no puedo dar trotes,
si quieres meter alpiste en mis barrotes,
y no hay dios ni fe que me discuta,
que me vuelvo muy hijoputa si me da…
prefiero tener vacío el comedero,
ya le tiraré bocaos al mundo entero,
luego miraré donde lo escupo,
se revuelve y yo me ocupo de mirar…
si no hay pa comer me subiré al manzano,
para verlas venir en un carromato
de cosas por hacer, de ciegos dando palos,
que la vida es muy puta y yo me he vuelto muy malo,
y si encarta soledad, pues soledad pal saco,
lo mismo me dará dar como ser dado,
que no pienso dejar ná de ná pa los gusanos,
la luna me maúlla pa que yo menee el rabo,
a la altura del perejil se han quedado todos mis sueños,
me hago un vestido con tó lo que he perdido
y ya tiene sentido sonreir,
lleva volantes pa mentir, para ondularme como el trigo,
y así decir, que desde que te has ido
la bailo igual contigo que sin ti,
si intentas comprender mis noches de desvelo
me quieres comprar con puñaos de caramelos,
manojos de perder, con jugo de los charcos,
machaca el almirez, me tienes en tus manos,
y ojalá te vaya bien, y pa pasar el rato
tú siembra para ti, y más cuando me callo,
me callo lo que hay, lo que hay es lo que toca
y pa tocar el corazón es mejor no abrir la boca,
a la altura del perejil se han quedado todos mis sueños,
me hago un vestido con tó lo que he perdido
y ya tiene sentido sonreir,
lleva volantes pa mentir, para ondularme como el trigo,
y así decir, que desde que te has ido
aún nadie me ha vencido,
hoy quiero poner mi reino de despojos en estos lugares,
donde la primera vez pusimos al alba a hacer malabares,
y no he de volver a ver el sudor empañando portales,
me sale tan mal cuando miro hacia atrás…
me abriré las venas, me saldrán palabras,
guárdate el cencerro, pónselo a otra cabra,
que a mí no me cabe, que llevo colgando
demasiadas llaves, todos los quebrantos,
a la altura del perejil se han quedado todos mis sueños,
me hago un vestido con tó lo que he perdido
y ya tiene sentido sonreir,
lleva volantes pa mentir, para ondularme como el trigo,
y así decir, que desde que te has ido…
no me pienso quedar, ni un momento ni un rato,
para planear quién pagará los platos
de mi desespere, mi sofoco,
sé de quién se ha vuelto loco de esperar,
la vamos a tener…
COMO EL VIENTO DE PONIENTE
De niño no me gustaban los libros ni las sotanas
ni salir en procesión,
era tan desobediente como el viento de poniente,
revoltoso y juguetón,
en vez de mirar pal cielo
me puse a medir el suelo que me tocaba de andar,
y nunca seguí al rebaño,
porque ni el pastor ni el amo eran gente de fiar,
como aquel que calla, otorga,
y aunque la ignorancia es sorda,
pude levantar la voz,
más fuerte que los ladríos de los perros consentíos
y que la voz del pastor,
empecé haciendo carreras
por atajos y veredas muy estrechas para mí,
y decían mis vecinos
que llevaba mal camino apartado del redil,
siempre fui esa oveja negra
que supo esquivar las piedras que le tiraban a dar,
y entre más pasan los años
más me aparto del rebaño porque no sé adonde va.
PAN DURO
Arrugas que son surcos con retoños tiernos,
livianas como son los fardos de cargar los sueños
que tragan ruedas de molino y se les ven todos los huesos,
que saben que sus años tienen más de cuatro inviernos,
silencio por el techo, por los platos llenos,
silencio bañado en sudores de los jornaleros,
el sol lo han hecho sus jirones,
que saben lo que vale un beso,
que no quieren llevar los nombres de sus carceleros,
¿qué saben las tripas de puños cerrados?,
saben que las riegan los amargos tragos,
saben todo y más de tenerse en pie,
de la soledad,
saben porqué está siempre duro el pan,
monedas de tan sucias tan desdibujadas,
odioso tintineo en manos encalladas,
y son las patas de sus mulas
si el látigo se llama hambre
las dueñas de caminos que no son de nadie,
cerrojos al antojo de la poca hondura,
abiertos para dar paso a las herraduras
que dejan huellas que los guían para volver a desquitarse,
para no tener que rasgarse más las vestiduras.
Er zijn stukjes wrok
die zijn verborgen
op paden van brandnetels
waar we goede vrienden hebben gemaakt,
er waren afscheid als aambeelden
en in je gelach klonken tamboerijnen
die mijn potten droogde,
met de kleine tranen die je niet wilde
Ik heb mijn liefde in de bain-marie gezet
en nu is er niemand om me te stoppen,
en op heldere nachten danst mijn figuur
geüpload naar een tablao van vuilnisbakken
tussen de lichten van de tralies,
moet de slechte ster zijn
degene die schopt als je me van ver ziet,
degene die van mijn huid scheurt,
of misschien de litanie van klokken
dood kloppen
als ik in de spiegel kijk,
maar ik heb nog steeds de macht
om grenzen te stellen aan deze wilde zee
en naar deze maan die afneemt,
om wonden te wassen met slechts een lik,
van het doden van hersenschimmen zonder geluid te maken,
om je te verliezen door de taal,
Ik blijf alleen
er zijn geen knuffels in mijn armen,
je neemt ze allemaal mee,
Ik blijf alleen
maar ik blijf hoeden,
van jouw liefde zijn er nog stukjes,
ze zijn gemaakt voor mij, voor mij,
dryland pallets
die mijn drukte houden,
die twijfels houden als piano's,
ze zijn gemaakt voor jou, voor jou,
de nevels die verdwijnen,
en vioolbouw
die groter zijn dan mijn twijfels.
Aderen MET ROOK EN WOORDEN
We zullen het hebben als ik niet kan joggen,
als je vogelzaad in mijn tralies wilt doen,
en er is geen god of geloof om met mij in discussie te gaan,
dat ik een klootzak word als hij me geeft...
Ik heb liever de trog leeg,
Ik gooi snacks naar de hele wereld,
dan zal ik kijken waar ik het uitspuug,
hij beweegt en ik zorg ervoor dat ik kijk...
als er niets te eten is, zal ik in de appelboom klimmen,
om ze in een wagen te zien komen
van dingen om te doen, van blinden die in elkaar slaan,
dat leven is erg hoer en ik ben erg slecht geworden,
en als ze eenzaamheid met zich meebrengt, dan ontslaat haar eenzaamheid,
hetzelfde zal mij geven te geven als gegeven te worden,
Ik ben niet van plan iets achter te laten voor de wormen,
de maan miauwt naar me zodat ik met mijn staart kwispel,
op het hoogtepunt van de peterselie zijn al mijn dromen gebleven,
Ik maak een jurk voor mezelf met alles wat ik ben kwijtgeraakt
en het heeft al zin om te glimlachen,
draag ruches om te liegen, te golven als tarwe,
en om zo te zeggen, sinds je weg bent
Ik dans het hetzelfde met jou als zonder jou,
als je mijn slapeloze nachten probeert te begrijpen
je wilt me kopen met vuisten snoep,
bundels afval, met sap uit de plassen,
verpletter de stamper, je hebt mij in je handen,
en ik hoop dat het goed met je gaat, en om de tijd te doden
je zaait voor jou, en meer als ik stil ben,
Ik zwijg wat er is, wat er is, is wat raakt
en om het hart aan te raken, is het beter om je mond niet open te doen,
op het hoogtepunt van de peterselie zijn al mijn dromen gebleven,
Ik maak een jurk voor mezelf met alles wat ik ben kwijtgeraakt
en het heeft al zin om te glimlachen,
draag ruches om te liegen, te golven als tarwe,
en om zo te zeggen, sinds je weg bent
niemand heeft me nog verslagen
vandaag wil ik mijn koninkrijk van buit op deze plaatsen leggen,
waar de eerste keer dat we de dageraad zetten om te jongleren,
en ik zal geen zweetnevelportalen meer zien,
Ik word zo slecht als ik terugkijk...
Ik zal mijn aderen openen, woorden zullen eruit komen,
houd de koebel, plaats hem op een andere geit,
dat past niet bij mij, dat heb ik opgehangen
te veel toetsen, alle pauzes,
op het hoogtepunt van de peterselie zijn al mijn dromen gebleven,
Ik maak een jurk voor mezelf met alles wat ik ben kwijtgeraakt
en het heeft al zin om te glimlachen,
draag ruches om te liegen, te golven als tarwe,
en om zo te zeggen, sinds je weg bent...
Ik ben niet van plan te blijven, niet voor een moment of een tijdje,
plannen wie de afwas gaat betalen
van mijn wanhoop, mijn verstikking,
Ik weet wie gek is geworden van wachten,
we gaan het hebben…
ALS DE WESTENWIND
Als kind hield ik niet van boeken of soutanes
noch in processie naar buiten gaan,
was zo ongehoorzaam als de westenwind,
onstuimig en speels,
in plaats van naar de lucht te kijken
Ik begon de grond te meten waarop ik moest lopen,
En ik heb nooit de kudde gevolgd
omdat noch de herder noch de meester betrouwbare mensen waren,
zoals degene die zwijgt, schenkt,
en hoewel onwetendheid doof is,
Ik kon mijn stem verheffen
luider dan het blaffen van honden verwen jezelf
en dat de stem van de herder,
ik ben begonnen met racen
door kortere wegen en paden die voor mij te smal zijn,
en mijn buren zeiden:
die wegleidde van de kudde,
Ik was altijd dat zwarte schaap
die wist hoe hij de stenen moest ontwijken die naar hem werden gegooid,
en hoe meer de jaren verstrijken
hoe meer ik me van de kudde scheid omdat ik niet weet waar het heen gaat.
OUD BROOD
Rimpels die groeven zijn met tere scheuten,
licht als de bundels van dromen dragen
die molenwielen opslokken en al hun botten kunnen worden gezien,
die weten dat hun jaren meer dan vier winters hebben,
stilte door het plafond, door de volle borden,
stilte badend in het zweet van de dagloners,
de zon is gemaakt door haar flarden,
wie weet wat een kus waard is,
die de namen van hun cipiers niet willen dragen,
Wat weten de ingewanden van gebalde vuisten?
Ze weten dat ze worden gedrenkt door bittere dranken,
ze weten alles en meer van opstaan,
van eenzaamheid,
je weet waarom het brood altijd hard is,
munten zo vies, zo wazig,
verfoeilijk gerinkel in gestrande handen,
en zij zijn de benen van hun muilezels
als de zweep honger wordt genoemd
de eigenaren van wegen die van niemand zijn,
sloten op de gril van de kleine diepte,
open om plaats te maken voor hoefijzers
die sporen achterlaten die hen leiden om weer gelijk te krijgen,
om hun kleren niet meer te hoeven scheuren.
Liedjes in verschillende talen
Hoogwaardige vertalingen in alle talen
Vind binnen enkele seconden de teksten die je nodig hebt