Hieronder staat de songtekst van het nummer A Winter's Tale , artiest - Dylan Thomas met vertaling
Originele tekst met vertaling
Dylan Thomas
It is a winter’s tale
That the snow blind twilight ferries over the lakes
And floating fields from the farm in the cup of the vales,
Gliding windless through the hand folded flakes,
The pale breath of cattle at the stealthy sail,
And the stars falling cold,
And the smell of hay in the snow, and the far owl
Warning among the folds, and the frozen hold
Flocked with the sheep white smoke of the farm house cowl
In the river wended vales where the tale was told.
Once when the world turned old
On a star of faith pure as the drifting bread,
As the food and flames of the snow, a man unrolled
The scrolls of fire that burned in his heart and head,
Torn and alone in a farm house in a fold
Of fields.
And burning then
In his firelit island ringed by the winged snow
And the dung hills white as wool and the hen
Roosts sleeping chill till the flame of the cock crow
Combs through the mantled yards and the morning men
Stumble out with their spades,
The cattle stirring, the mousing cat stepping shy,
The puffed birds hopping and hunting, the milkmaids
Gentle in their clogs over the fallen sky,
And all the woken farm at its white trades,
He knelt, he wept, he prayed,
By the spit and the black pot in the log bright light
And the cup and the cut bread in the dancing shade,
In the muffled house, in the quick of night,
At the point of love, forsaken and afraid.
He knelt on the cold stones,
He wept form the crest of grief, he prayed to the veiled sky
May his hunger go howling on bare white bones
Past the statues of the stables and the sky roofed sties
And the duck pond glass and the blinding byres alone
Into the home of prayers
And fires where he should prowl down the cloud
Of his snow blind love and rush in the white lairs.
His naked need struck him howling and bowed
Though no sound flowed down the hand folded air
But only the wind strung
Hunger of birds in the fields of the bread of water, tossed
In high corn and the harvest melting on their tongues.
And his nameless need bound him burning and lost
When cold as snow he should run the wended vales among
The rivers mouthed in night,
And drown in the drifts of his need, and lie curled caught
In the always desiring centre of the white
Inhuman cradle and the bride bed forever sought
By the believer lost and the hurled outcast of light.
Deliver him, he cried,
By losing him all in love, and cast his need
Alone and naked in the engulfing bride,
Never to flourish in the fields of the white seed
Or flower under the time dying flesh astride.
Listen.
The minstrels sing
In the departed villages.
The nightingale,
Dust in the buried wood, flies on the grains of her wings
And spells on the winds of the dead his winter’s tale.
The voice of the dust of water from the withered spring
Is telling.
The wizened
Stream with bells and baying water bounds.
The dew rings
On the gristed leaves and the long gone glistening
Parish of snow.
The carved mouths in the rock are wind swept strings.
Time sings through the intricately dead snow drop.
Listen.
It was a hand or sound
In the long ago land that glided the dark door wide
And there outside on the bread of the ground
A she bird rose and rayed like a burning bride.
A she bird dawned, and her breast with snow and scarlet downed.
Look.
And the dancers move
On the departed, snow bushed green, wanton in moon light
As a dust of pigeons.
Exulting, the grave hooved
Horses, centaur dead, turn and tread the drenched white
Paddocks in the farms of birds.
The dead oak walks for love.
The carved limbs in the rock
Leap, as to trumpets.
Calligraphy of the old
Leaves is dancing.
Lines of age on the stones weave in a flock.
And the harp shaped voice of the water’s dust plucks in a fold
Of fields.
For love, the long ago she bird rises.
Look.
And the wild wings were raised
Above her folded head, and the soft feathered voice
Was flying through the house as though the she bird praised
And all the elements of the slow fall rejoiced
That a man knelt alone in the cup of the vales,
In the mantle and calm,
By the spit and the black pot in the log bright light.
And the sky of birds in the plumed voice charmed
Him up and he ran like a wind after the kindling flight
Past the blind barns and byres of the windless farm.
In the poles of the year
When black birds died like priests in the cloaked hedge row
And over the cloth of counties the far hills rode near,
Under the one leaved trees ran a scarecrow of snow
And fast through the drifts of the thickets antlered like deer,
Rags and prayers down the knee-
Deep hillocks and loud on the numbed lakes,
All night lost and long wading in the wake of the she-
Bird through the times and lands and tribes of the slow flakes.
Listen and look where she sails the goose plucked sea,
The sky, the bird, the bride,
The cloud, the need, the planted stars, the joy beyond
The fields of seed and the time dying flesh astride,
The heavens, the heaven, the grave, the burning font.
In the far ago land the door of his death glided wide,
And the bird descended.
On a bread white hill over the cupped farm
And the lakes and floating fields and the river wended
Vales where he prayed to come to the last harm
And the home of prayers and fires, the tale ended.
The dancing perishes
On the white, no longer growing green, and, minstrel dead,
The singing breaks in the snow shoed villages of wishes
That once cut the figures of birds on the deep bread
And over the glazed lakes skated the shapes of fishes
Flying.
The rite is shorn
Of nightingale and centaur dead horse.
The springs wither
Back.
Lines of age sleep on the stones till trumpeting dawn.
Exultation lies down.
Time buries the spring weather
That belled and bounded with the fossil and the dew reborn.
For the bird lay bedded
In a choir of wings, as though she slept or died,
And the wings glided wide and he was hymned and wedded,
And through the thighs of the engulfing bride,
The woman breasted and the heaven headed
Bird, he was brought low,
Burning in the bride bed of love, in the whirl-
Pool at the wanting centre, in the folds
Of paradise, in the spun bud of the world.
And she rose with him flowering in her melting snow.
Het is een winterverhaal
Dat de sneeuwblinde schemering over de meren veert
En drijvende velden van de boerderij in de kop van de valleien,
Windstil door de handgevouwen vlokken glijden,
De bleke adem van vee bij het onopvallende zeil,
En de sterren die koud worden,
En de geur van hooi in de sneeuw en de verre uil
Waarschuwing tussen de plooien en het bevroren ruim
Gevlokt met de schapenwitte rook van de boerderijkap
In de rivier wendden dalen waar het verhaal werd verteld.
Eens toen de wereld oud werd
Op een ster van geloof, puur als het drijvende brood,
Terwijl het voedsel en de vlammen van de sneeuw, rolde een man zich uit
De rollen van vuur die in zijn hart en hoofd brandden,
Verscheurd en alleen in een boerderij in een kooi
Van velden.
En branden dan
In zijn vuurverlichte eiland omringd door de gevleugelde sneeuw
En de mesthopen wit als wol en de kip
Rustplaatsen slapen koel tot de vlam van de haan kraait
Kamt door de beschutte binnenplaatsen en de ochtendmannen
Struikelen met hun schoppen,
Het vee roert zich, de mousing cat stapt verlegen,
De gepofte vogels die huppelen en jagen, de melkmeisjes
Zacht in hun klompen over de gevallen lucht,
En de hele ontwaakte boerderij op zijn witte beroepen,
Hij knielde, hij huilde, hij bad,
Bij het spit en de zwarte pot in het blok helder licht
En de beker en het gesneden brood in de dansende schaduw,
In het gedempte huis, in het holst van de nacht,
Op het punt van liefde, verlaten en bang.
Hij knielde op de koude stenen,
Hij huilde van de top van verdriet, hij bad tot de gesluierde hemel
Moge zijn honger huilen op kale witte botten
Langs de beelden van de stallen en de met lucht overdekte stallen
En alleen het eendenvijverglas en de verblindende stallen
In het huis van gebeden
En vuren waar hij door de wolk zou moeten sluipen
Van zijn sneeuwblinde liefde en haast in de witte holen.
Zijn naakte behoefte trof hem huilend en boog
Hoewel er geen geluid door de met de hand gevouwen lucht stroomde
Maar alleen de wind spande
Honger van vogels in de velden van het brood van water, gegooid
In hoge maïs en de oogst smelt op hun tong.
En zijn naamloze behoefte bond hem brandend en verloren
Als het zo koud is als sneeuw, zou hij door de wended valleien moeten rennen
De rivieren mondden uit in de nacht,
En verdrinken in de driften van zijn behoefte, en liggen gekruld gevangen
In het altijd verlangende centrum van het wit
Onmenselijke wieg en het bruidsbed voor altijd gezocht
Door de verloren gelovige en de verstotene van het licht.
Bevrijd hem, riep hij,
Door hem helemaal in liefde te verliezen en zijn behoefte te verwerpen
Alleen en naakt in de verzwelgende bruid,
Nooit bloeien in de velden van het witte zaad
Of bloem onder de tijd stervend vlees schrijlings.
Luisteren.
De minstrelen zingen
In de vertrokken dorpen.
De nachtegaal,
Stof in het begraven hout, vliegen op de nerven van haar vleugels
En spreuken op de winden van de doden zijn winterverhaal.
De stem van het stof van water uit de verdorde bron
Is aan het vertellen.
De wijs geworden
Beek met bellen en kabbelende watergrenzen.
De dauw klettert
Op de vermalen bladeren en de allang verdwenen glinstering
Parochie van de sneeuw.
De gebeeldhouwde monden in de rots zijn door de wind meegevoerde snaren.
De tijd zingt door de ingewikkeld dode sneeuwdruppel.
Luisteren.
Het was een hand of geluid
In het lang geleden land dat de donkere deur wijd gleed
En daar buiten op het brood van de grond
Een vogeltje steeg op en straalde als een brandende bruid.
Een vogel daagde op en haar borst met sneeuw en scharlaken viel neer.
Kijken.
En de dansers bewegen
Op de vertrokken, besneeuwde groen, baldadig in maanlicht
Als een stof van duiven.
Juichend hoosde het graf
Paarden, centaur dood, draaien en betreden het doorweekte wit
Paddocks in de boerderijen van vogels.
De dode eik wandelt voor de liefde.
De uitgehouwen ledematen in de rots
Sprong, wat betreft trompetten.
Kalligrafie van het oude
Leaves danst.
Leeftijdslijnen op de stenen weven in een kudde.
En de harpvormige stem van het stof van het water plukt in een plooi
Van velden.
Voor de liefde, lang geleden is haar vogel opgekomen.
Kijken.
En de wilde vleugels werden opgeheven
Boven haar gevouwen hoofd, en de zachte gevederde stem
Vloog door het huis alsof de vrouwtjesvogel prees
En alle elementen van de langzame val verheugden zich
Dat een man alleen knielde in de beker van de dalen,
In de mantel en kalm,
Bij het spit en de zwarte pot in het blok helder licht.
En de lucht van vogels in de gepluimde stem betoverde
Hem omhoog en hij rende als een wind na de ontstekende vlucht
Langs de blinde schuren en stallen van de windstille boerderij.
In de polen van het jaar
Toen zwarte vogels stierven als priesters in de verhulde heg
En over het doek van provincies reden de verre heuvels dichtbij,
Onder de eenbladige bomen liep een vogelverschrikker van sneeuw
En snel door de driften van het struikgewas gewei als herten,
Vodden en gebeden over de knie-
Diepe heuvels en luid op de verdoofde meren,
De hele nacht verloren en lang waden in het kielzog van de ze-
Vogel door de tijden en landen en stammen van de langzame vlokken.
Luister en kijk waar ze de ganzen geplukte zee bevaart,
De lucht, de vogel, de bruid,
De wolk, de behoefte, de geplante sterren, de vreugde daarachter
De velden met zaad en het tijd stervende vlees schrijlings,
De hemel, de hemel, het graf, de brandende doopvont.
In het verre land gleed de deur van zijn dood wijd open,
En de vogel daalde neer.
Op een broodwitte heuvel boven de komvormige boerderij
En de meren en drijvende velden en de rivier kronkelden
Vales waar hij bad om tot het laatste kwaad te komen
En het huis van gebeden en vuren, het verhaal eindigde.
Het dansen vergaat
Op het wit, niet langer groen groeiend, en minstreel dood,
De zang breekt in de met sneeuwschoenen bedekte wensdorpen
Dat sneed ooit de figuren van vogels op het diepe brood
En over de glazen meren schaatsten de vormen van vissen
vliegen.
De ritus is geschoren
Van nachtegaal en centaur dood paard.
De veren verwelken
Rug.
Lijnen van leeftijd slapen op de stenen tot trompetterende dageraad.
Verrukking gaat liggen.
De tijd begraaft het lenteweer
Dat klokte en begrensde met het fossiel en de herboren dauw.
Voor de vogel lag bed
In een koor van vleugels, alsof ze sliep of stierf,
En de vleugels gleden wijd en hij werd bezongen en getrouwd,
En door de dijen van de verzwelgende bruid,
De vrouw borsten en de hemel leidde
Bird, hij werd neergehaald,
Brandend in het bruidsbed van liefde, in de werveling
Poel in het ontbrekende midden, in de plooien
Van het paradijs, in de gesponnen knop van de wereld.
En ze stond met hem op, bloeiend in haar smeltende sneeuw.
Liedjes in verschillende talen
Hoogwaardige vertalingen in alle talen
Vind binnen enkele seconden de teksten die je nodig hebt