Моё солнце, и это тоже ведь не тупик... - Вера Полозкова

Мое солнце, и это тоже ведь не тупик, это новый круг.

Почву выбили из-под ног — так учись летать.

Журавля подстрелили, синичку выдернули из рук,

И саднит под ребром, и некому залатать.

Жизнь разъяли на кадры, каркас проржавленный обнажив.

Рассинхрон, все помехами;

сжаться, не восставать.

Пока финка жгла между ребер, еще был жив,

А теперь извлекли, и вынужден остывать.

Мое солнце, Бог не садист, не Его это гнев и гнет,

Только — обжиг;

мы все тут мечемся, мельтешим,

А Он смотрит и выжидает, сидит и мнет

Переносицу указательным и большим;

Срок приходит, нас вынимают на Божий свет, обдувают прах,

Обдают ледяным, как небытием;

кричи

И брыкайся;

мой мальчик, это нормальный страх.

Это ты остываешь после Его печи.

Это кажется, что ты слаб, что ты клоп, беспомощный идиот,

Словно глупая камбала хлопаешь ртом во мгле.

Мое солнце, Москва гудит, караван идет,

Происходит пятница на земле,

Эта долбаная неделя накрыла, смяла, да вот и схлынула тяжело,

Полежи в мокрой гальке, тину отри со щек.

Это кажется, что все мерзло и нежило,

Просто жизнь даже толком не началась еще.

Это новый какой-то уровень, левел, раунд;

белым-бело.

Эй, а делать-то что?

Слова собирать из льдин?

Мы истошно живые, слышишь, смотри в табло.

На нем циферки.

Пять.

Четыре.

Три.

Два.

Один.

Mijn zon, en dit is ook geen doodlopende weg, dit is een nieuwe cirkel.

De grond is onder je voeten weggeslagen, dus leer vliegen.

De kraanvogel werd neergeschoten, de mees werd uit de handen getrokken,

En het doet pijn in de ribben, en er is niemand om het op te lappen.

Het leven was verdeeld in frames, het verroeste frame werd blootgelegd.

Niet gesynchroniseerd, alle interferentie;

krimp, niet opstaan.

Terwijl de Fin tussen de ribben brandde, leefde hij nog,

En nu hebben ze het eruit gehaald en moeten ze afkoelen.

Mijn zon, God is geen sadist, dit is niet Zijn woede en onderdrukking,

Alleen - roosteren;

we rennen hier allemaal rond, flikkerend,

En Hij kijkt en wacht, zit en verfrommelt

Neusbrug met wijs- en duim;

De deadline komt eraan, we worden naar Gods licht gebracht, over de as geblazen,

Overgoten met ijs, als niet-bestaan;

schreeuw

En schop;

mijn jongen, dit is een normale angst.

Jij bent het die afkoelt na Zijn oven.

Het lijkt erop dat je zwak bent, dat je een insect bent, een hulpeloze idioot,

Als een stomme bot klapper je met je mond in het donker.

Mijn zon, Moskou zoemt, de karavaan beweegt,

Vrijdag gebeurt op aarde

Deze verdomde week bedekt, verpletterd, en zo zakte het zwaar weg,

Ga liggen in natte kiezels, veeg modder van je wangen.

Het lijkt alsof alles bevroren en levenloos is,

Alleen is het leven nog niet echt begonnen.

Dit is een nieuw niveau, niveau, ronde;

Wit wit.

Hé, wat doe je?

Woorden van ijsschotsen verzamelen?

We leven hartverscheurend, hoor je, kijk naar het scorebord.

Er staan ​​cijfers op.

Vijf.

Vier.

Drie.

Twee.

Een.