Promesses d'un visage - Bernard Lavilliers

Charles Baudelaire

J’aime, ô pâle beauté, tes sourcils surbaissés

D’où semblent couler des ténèbres

Tes yeux, quoique très noirs, m’inspirent des pensées

Qui ne sont pas du tout funèbres

Tes yeux, qui sont d’accord avec tes noirs cheveux

Avec ta crinière élastique

Tes yeux, languissamment me disent: Si tu veux

Amant de la muse plastique

Suivre l’espoir qu’en lui nous avons excité

Et tous les goûts que tu professes

Tu pourras constater notre véracité

Depuis le nombril jusqu’aux fesses

Tu trouveras au bout de deux beaux seins bien lourds

Deux larges médailles de bronze

Sous un ventre uni, doux comme du velours

Bistré comme la peau d’un bonze

Une épaisse toison qui, vraiment, est la sœur

De cette énorme chevelure

Souple et frisée, et qui t'égale en épaisseur

Nuit sans étoiles, Nuit obscure

Charles Baudelaire

Ik hou van, oh bleke schoonheid, je lage wenkbrauwen

Van waaruit de duisternis lijkt te stromen

Je ogen, hoewel erg zwart, inspireren me met gedachten

Die helemaal niet begrafenis zijn

Je ogen, die overeenkomen met je zwarte haar

Met je veerkrachtige manen

Je ogen zeggen loom tegen me: Als je wilt

Liefhebber van de plastic muze

Om de hoop te volgen die we in hem hebben opgewekt

En alle smaken die je belijdt

Je zult onze waarheid zien

Van de navel tot de billen

U vindt aan het einde van twee mooie zware borsten

Twee grote bronzen medailles

Onder een platte buik, zacht als fluweel

Bruin als de huid van een monnik

Een dikke fleece die echt het zusje is

Van dat enorme haar

Zacht en krullend, en gelijk in dikte

Sterrenloze nacht, donkere nacht