Родня - Александр Новиков

Сосед — Антоныч жил пока, собой не донимал.

Под солнцем место — девять метров в коммуналке.

Костыль под левую с утра, в пальто — и похромал.

Соседи звали за глаза: «зипун на палке».

А к ночи тихо — щелк замком,

Пахнёт в прихожей табаком,

Вздохнет на панцирной — и в храп

До самого утра.

Где ногу потерял старик — бог весть.

Бог весть еще какие раны есть.

И воевал — не воевал,

Никто вопрос не задавал.

Так жил и обрастал смешно щетиной и быльем.

По мелочам ко мне, бывало, обращался:

— Такое дело, Александр, ссуди до пенсии рублем,

Через неделю ворочу, как обещался.

Он мог рублей не возвращать —

Я был готов ему прощать.

Он бедно жил, он много пил,

И я б не то ему простил.

Родных его никто не знал и не узнал бы впредь.

Полсотни пенсии — вот все, что слала почта.

Он до последней не дожил три дня, и вышло умереть.

Соседи видели из скважины замочной.

И вот на кухне у кастрюль,

Где чистят лук, где парят тюль,

Где только знали, что бранить,

Собранье: как похоронить?

Куда весь скарп его девать, куда?

Кто завтра въедет проживать?

(беда!)

И есть ли кто-то из родни?

-

Вот и хоронят пусть они!

Так день прошел и — вот те на!

— вприпрыг и семеня,

Бочком в прихожую, прикашливая скорбно,

По одному, по два, по три, как с неба грянула родня,

Так ненавязчиво и по-собачьи сворно.

И здесь же (не из хвастовства!)

Склоняли степени родства,

Сыскался даже брат родной

С сынком и с прежнею женой.

Составлен перечень, где скарб наперечет.

(А то, не дай бог, что к соседям утечет!)

И по согласию сторон:

Дележка — после похорон.

А через день еще старик в последний слег приют,

Вороны справили поминки сиплым карком.

На стены новые жильцы известку с дихлофосом льют

И сокрушаются: «Ах, как полы зашаркал!..»

На дверь — табличка, новый шрифт,

Последний стул запихан в лифт,

Родным гора как будто с плеч,

Острят над поводом для встреч.

Машина «Мебель» у подъезда тарахтит,

А женка брату: «Мебелишка-то не ахти…»

Галдит-гадает детвора:

— Кто переехал со двора?

Buurman - Antonych woonde tot nu toe, pestte hem niet met zichzelf.

Een plek onder de zon is negen meter in een gemeenschappelijk appartement.

Een kruk onder de linker in de ochtend, in een jas - en mank.

Buren riepen achter de ogen: 'rits op een stokje'.

En 's nachts is het stil - de klik van het slot,

Het ruikt naar tabak in de gang,

Zucht op het harnas - en snurken

Tot de ochtend.

Waar de oude man zijn been verloor - God weet het.

God weet welke andere wonden er zijn.

En vocht - vocht niet,

Niemand stelde een vraag.

Dus leefde en groeide hij belachelijk stoppels en realiteit.

Op kleinigheden was het vroeger aan mij gericht:

- Zoiets, Alexander, leen tot pensionering in roebels,

Ik ben over een week terug, zoals beloofd.

Hij kon de roebels niet teruggeven -

Ik was klaar om hem te vergeven.

Hij leefde slecht, hij dronk veel,

En ik zou het hem niet vergeven hebben.

Niemand kende zijn familieleden en zou hem in de toekomst niet hebben herkend.

Vijftig pensioenen - dat is alle verzonden post.

Hij heeft de laatste drie dagen niet waargemaakt en het bleek te sterven.

Buren zagen door het sleutelgat.

En hier in de keuken bij de potten,

Waar ze uien schoonmaken, waar tule drijft,

Waar alleen zij wisten wat ze moesten uitschelden,

Montage: hoe te begraven?

Waar moet hij al zijn scarp zetten, waar?

Wie verhuist er morgen?

(probleem!)

En is er een familielid?

-

Dus laat ze maar begraven!

Dus de dag ging voorbij en - hier zijn ze!

- springen en zaaien,

Zijwaarts de gang in, treurig hoestend,

Eén voor één, twee tegelijk, drie tegelijk, terwijl familieleden uit de lucht springen,

Zo onopvallend en doggystyle.

En hier (niet uit opschepperij!)

Weigerde de mate van verwantschap,

Er is zelfs een broer gevonden

Met mijn zoon en met mijn ex-vrouw.

Er is een lijst samengesteld, waar de bezittingen legio zijn.

(En dan, God verhoede, wat zal er naar de buren lekken!)

En met instemming van de partijen:

Verdelen - na de begrafenis.

En een dag later werd de oude man ziek in de laatste schuilplaats,

De kraaien vierden het kielzog met een hese kark.

Nieuwe huurders gieten kalk met dichloorvos op de muren

En ze klagen: "Oh, hoe de vloeren geschud!.."

Op de deur - een bord, een nieuw lettertype,

De laatste stoel zit in de lift

Inheemse berg als van de schouders,

Otryat ter gelegenheid van vergaderingen.

De Meubelwagen dendert bij de ingang,

En de vrouw tegen haar broer: "De meubels zijn niet zo warm ..."

Gullit radende kinderen:

- Wie is er van het erf verhuisd?