О козле и экстрасенсах - Александр Новиков

Жил у бабушки козлик неброский,

Был облезлый, хромал и болел.

Не взгляни на него Кашпировский —

Безусловно, давно б околел.

Но взглянул на него он из теле —

Лишь глаза к переносице свел,

Как почувствовал жжение в теле

И подернулся шерстью козел.

Поглядел дядя Толя суровей,

Меж зрачками сверкнула дуга,

И сейчас же с приливом здоровья

Укрепились козлячьи рога.

Затвердели козлячьи копыта,

Залоснились от жира бока,

И проблеял козлище сердито:

«А подать мне сюда Чумака!»

И сейчас же, как будто с привязи

Посрывались, не чуя удил,

Полетели флюиды на мази,

И поток их козла зарядил.

И без крика, скандала и шума

Улыбнулся светло козелок,

И сказал: «Не мешало бы Джуну.

Собирает пускай узелок».

Эх, чего же тогда не взбесил их

Беспардонный козлиный нахрап?

Залечили его с полной силой

Безо всяких примочек и трав.

И расставшись с телесною мукой

С их гуманной и легкой руки,

Прогнусавил он следом: «А ну-ка,

Подавай человечьи мозги!»

Святый долг — Гиппократова клятва.

По святой простоте, не со зла,

Под мозги человечьи ребята

Зарядили мякину козла.

И запрыгал козел, заторчался,

Поумневший, проблеял: «Ура!»,

Снес ворота и в люди умчался

Навсегда из родного двора.

С той поры он живет — то, что надо!

Мир почуяв мозгой наконец,

Он теперь человечее стадо

Заряжает мозгами овец.

Обучает их разным коленцам

При посредстве заряженных слов.

Обращаюсь ко всем экстрасенсам:

«Никогда не врачуйте козлов!»

Mijn grootmoeder leefde een discrete geit,

Hij was armoedig, mank en gekwetst.

Kijk niet naar hem Kashpirovsky -

Natuurlijk was ik al lang dood geweest.

Maar hij keek naar hem vanuit het lichaam -

bracht alleen zijn ogen naar de brug van zijn neus,

Hoe ik een branderig gevoel in mijn lichaam voelde

En de geit was bedekt met haar.

Oom Tolya keek streng,

Een boog flitste tussen de pupillen,

En nu met een golf van gezondheid

Geitenhoorns werden versterkt.

Geitenhoeven gehard

ingevet van kant vet,

En de geit blaatte boos:

'En geef me Chumak hier!'

En nu, als aan een leiband

Ze braken, ze voelden het bit niet,

Vloeistoffen vlogen op zalven,

En de stroom viel hun geit aan.

En zonder geschreeuw, schandaal en lawaai

De geit glimlachte lichtjes,

En hij zei: “Het zou Jun geen pijn doen.

Verzamelt laat de knoop.

Eh, waarom hebben ze ze toen niet kwaad gemaakt?

Schaamteloze geiten onbeschaamdheid?

Heb hem met volle kracht genezen

Zonder lotions en kruiden.

En afscheid hebben genomen met lichamelijke kwelling

Met hun humane en lichte hand,

Hij slurpte vervolgens: "Kom op,

Geef me menselijke hersenen!”

Heilige plicht is de eed van Hippocrates.

Door heilige eenvoud, niet van het kwaad,

Onder de hersenen van menselijke jongens

Laad het kaf van de geit op.

En de geit sprong, kwam vast te zitten,

Verstandig, blatend: "Hoera!",

Sloop de poort en rende de mensen in

Voor altijd van de inheemse tuin.

Sindsdien leeft hij - wat hij nodig heeft!

De wereld, die eindelijk de hersenen heeft gevoeld,

Hij is nu een menselijke kudde

Laadt de hersenen van schapen op.

Leert ze verschillende knieën

Door geladen woorden.

Ik doe een beroep op alle helderzienden:

"Dokter nooit geiten!"