В автобусе - Рем Дигга

Честное слово — это правда!

Я — киборг!

Честное слово — это правда!

В автобусе уставился в окно.

Впереди тихо и медленно старый дед лупит самогон.

Шутит не о том, шум лишь — это фон, мысли далеко,

Весь вот на те он, мой район, висну на окно.

Было время, я тут бегал чисто босиком,

Прячусь за стекло, мрачный город или мрачно все, а?

Висну на окно, а в салоне пусто и темно.

Вечер зажигает лампы, грустное кино.

Висну на окно, а впереди след от порта,

У деда под копной, чекай сеть киборгов.

Век первых моторол и последних слонов,

Снится мне сон, где мирный лесок и вижу лицо твое, белое.

На платье бусинами пали цветы, краски весны,

Сухим расчетом на теле каждый изгиб твой.

И брови не хмурятся, в скулах не прячутся страсти следы,

Разные мы.

Знаешь, прости, но я лишь машина.

Вези машина.

Вези к машине.

Я скоро брошу все.

Я скоро брошу все.

Вези машина.

Вези к машине.

Я скоро брошу все.

Я скоро брошу все.

В автобусе уставился в окно.

Год сто про не мой, он смел все рукой, маюсь дикарем.

Косят урожай, не даст ждать осени пожар.

Снова осень тут, встречай сударь и зови печаль.

Если это хандра, то пусть свалит навечно.

Живой один в толпе — хмурый, маленький человечек.

Жалко весь мне мир, когда скулят собаки по ночи,

Надо все бросать, ты забудь бараки и начни.

Еду в глубь, выбрать выйти мне какой тут пункт —

Где путь не плут, ведь я знаю — в подворотнях ждут.

Предлагают пить и дуть;

е*ать женоподных ш*юх.

Выхожу я и иду туда, я — огородный шут.

Полгода кануло, как ты все решила, и я не видел храм.

Я твой, но знаю — там сталью воняет.

Ною лохом на остановке.

Где ты, рыба моя?

Будь же со мной, и пусть тебе сердце хотя бы впаяют.

Eerlijk gezegd, het is waar!

Ik ben een cyborg!

Eerlijk gezegd, het is waar!

In de bus staarde ik uit het raam.

Vooruit, rustig en langzaam, klopt de oude grootvader maneschijn.

Daar grappen niet over, lawaai is slechts een achtergrond, gedachten zijn ver weg,

Allemaal hier op die hij, mijn district, ik hang aan het raam.

Er was een tijd dat ik hier puur op blote voeten liep,

Verscholen achter het glas, sombere stad of alles somber, hè?

Ik hang aan het raam en de hut is leeg en donker.

's Avonds branden de lampen, een trieste film.

Ik hang aan het raam, en verderop is een pad van de haven,

Controleer onder de dweil van opa het netwerk van cyborgs.

De leeftijd van de eerste motorola's en de laatste olifanten,

Ik heb een droom waar een vredig bos is en ik zie je witte gezicht.

Bloemen, de kleuren van de lente, vielen op de jurk met kralen,

Met droge berekening op het lichaam, is elke bocht van jou.

En de wenkbrauwen fronsen niet, er zijn geen sporen van passie verborgen in de jukbeenderen,

We zijn verschillend.

Weet je, het spijt me, maar ik ben maar een machine.

Neem de auto.

Breng me naar de auto.

Ik laat snel alles vallen.

Ik laat snel alles vallen.

Neem de auto.

Breng me naar de auto.

Ik laat snel alles vallen.

Ik laat snel alles vallen.

In de bus staarde ik uit het raam.

Honderd jaar ongeveer niet de mijne, hij veegde alles weg met zijn hand, ik zwoeg als een wilde.

Ze maaien de oogst, ze laten het vuur niet wachten op de herfst.

De herfst is er weer, ontmoet meneer en bel verdriet.

Als dit een blues is, laat hem dan voor altijd vallen.

Alleen in de menigte - een sombere kleine man.

Ik heb medelijden met de hele wereld als honden 's nachts zeuren,

Je moet alles laten vallen, je vergeet de kazerne en begint.

Ik ga de diepte in, kies welk punt ik eruit wil halen -

Waar het pad geen schurk is, want ik weet het - ze wachten in de deuropeningen.

Bied aan om te drinken en te blazen;

f*ck mietje hoeren.

Ik ga naar buiten en ga daarheen, ik ben een tuinnar.

Zes maanden zijn verstreken sinds je alles hebt besloten, en ik heb de tempel niet gezien.

Ik ben van jou, maar ik weet dat het naar staal stinkt.

Noah sukkel bij de bushalte.

Waar ben je, mijn vis?

Wees bij mij, en laat je hart op zijn minst worden gesoldeerd.