Wir haben jedem Kind ein Haus gegeben - Reinhard Mey

Wir haben jedem Kind ein Haus gegeben

Eins in der lockenden, rastlosen Stadt

Mitten im quirligen, flirrenden Leben

Elend und Überfluss auf schmalem Grat

Wo Schönheit und Abscheu im Zwielicht verschwimmen

Tröstende Wärme weht und rauer Wind

Wo Irrlichter funkeln und flüsternde Stimmen

Versprechen oder Verhängnis sind

Doch aus Straßenschluchten und dunklen Wegen

Aus Einsamkeit und Enttäuschung heraus

Aus Kummer und Zweifeln, aus dem kalten Regen

Führte auch immer

Führte auch immer ein Weg nach Haus

Wir haben jedem Kind ein Haus gegeben

Eins in den Obstgärten überm Hang

Inmitten von Apfelbäumen und Reben

Erfüllt von Übermut, Spiel und Gesang

Wo Nachbarn über die Hecke grüßen

Reicht jeder jedem die helfende Hand

Da prägt eine Fährte von Kinderfüßen

Zierliche Abdrücke in den Sand

Ein Haus aus Wörtern und Ziegelsteinen

Mit einem Gebälk aus Mühe und Schweiß

Gezimmert mit Kunst und aus Lachen und Weinen

Aus Lust und aus Liedern

Aus Lust und aus Liedern, aus Arbeit und Fleiß

Wir haben jedem Kind Flügel gegeben

Sie flogen weit hinaus in die Welt

Und Fernweh und Lebenslust waren ihr Kompass

Zuversicht ihr Anker und Zelt

Wir haben jedem Kind Wurzeln gegeben

Zusammen gelernt, mit Urvertrauen

In allen Lebensstürmen aus Liebe

Eine Wagenburg um uns zu bauen

Wir haben jedem Kind ein Haus gegeben

Eines nur mit einem Blätterdach

In das sich Mistel und Efeu weben

In allen Wettern ein sicheres Gefach

Aus Flügeln, die kreiselnd zu Boden sinken

Wird neu der Ahorn in jedem Jahr

Und Sonnenlicht wird in Tautropfen blinken

Und Schnee wird fallen im Januar

Ein Haus, umweht von allen vier Winden

Vom Sommer durchglüht, vom Herbststurm umtost

Wir werden einander darin wiederfinden

Und Freude wird da sein, und Freude wird da sein

Und Freude wird da sein und Frieden und Trost

We hebben elk kind een huis gegeven

Eén in de verleidelijke, rusteloze stad

Midden in een levendig, glinsterend leven

Ellende en overvloed lopen een fijne lijn

Waar schoonheid en walging vervagen in de schemering

Troostende warmte waait en ruwe wind

Waar dwaallichtjes fonkelen en fluisterende stemmen

belofte of doem

Maar van straatkloven en donkere paden

Uit eenzaamheid en teleurstelling

Van verdriet en twijfel, van de koude regen

Ook altijd geleid

Er was altijd een weg naar huis

We hebben elk kind een huis gegeven

Een in de boomgaarden boven de heuvel

Temidden van appelbomen en wijnstokken

Vol goede moed, spelen en zingen

Waar buren gedag zeggen over de heg

Help iedereen een handje

Er is een spoor achtergelaten door kindervoeten

Fijne voetafdrukken in het zand

Een huis gemaakt van woorden en stenen

Met een straal van inspanning en zweet

Gesneden met kunst en gelach en tranen

Voor plezier en voor liedjes

Uit lust en liedjes, uit werk en ijver

We hebben elk kind vleugels gegeven

Ze vlogen ver de wereld in

En reislust en liefde voor het leven waren haar kompas

Vertrouw haar anker en tent

We hebben elk kind wortels gegeven

Samen geleerd, met basisvertrouwen

In alle stormen van het leven uit liefde

Een wagenkasteel om om ons heen te bouwen

We hebben elk kind een huis gegeven

Eentje met alleen een bladerdak

Waarin maretak en klimop weven

Een veilig compartiment in alle weersomstandigheden

Van vleugels die draaien en naar de grond zinken

De esdoorn groeit elk jaar nieuw

En zonlicht zal fonkelen in dauwdruppels

En er zal sneeuw vallen in januari

Een huis geblazen door alle vier de winden

Gloeiend door de zomer, omringd door de herfststorm

We zullen elkaar erin vinden

En vreugde zal er zijn, en vreugde zal er zijn

En er zal vreugde en vrede en troost zijn