Ficus Benjamini - Reinhard Mey

Der Ficus Benjamini an der schweren Eisentür

Steht nicht aus freien Stücken dort, er kann ja nichts dafür

Daß du hier in dem abgeranzten Keller warten mußt

Freundlich erträgt er deinen Mißmut, teilt er deinen Frust

Mit einem bleichen, gramgebeugten Radiologen

Ist er in grauer Vorzeit mal hier eingezogen

Es ist als stünde er schon immer dort, seit eh und je

Der Ficus Benjamini an der Tür zum MRT

Er ist die einz’ge Pflanze, die es in der Unterwelt

Auf Dauer mit dem Kummer und all den Seufzern aushält

Das ist kein Platz für zarte Gartenrosen

Rosen vertragen keine harten Diagnosen!

Das kann nur ein Gewächs, das alle Schattenseiten kennt

Das tapfer ist und leidgeprüft und strahlungsresistent!

Er kennt in dem tageslichtlosen Raum das Inventar

Den Schirmständer, die Zeitschriften, den Tisch, das Formular

Er kennt ihn, den Geruch der Angst, der an den Wänden klebt

Er kennt das Schwert des Damokles, das über allem schwebt

Er kennt die Qual der Ungewißheit und kennt die Befunde

Vielleicht kennt er auch schon den Tag, vielleicht sogar die Stunde

Er selber überlebt in ausgetrocknetem Substrat

Savanne, auf die es seit Jahren nicht geregnet hat

Nur ein paar Zigarettenkippen, hastig ausgedrückt

Von traurigen Gelbfingern, sind das einz’ge, was ihn schmückt

Eine nervös verbogne Büroklammer

In seinem Untersatz legt Zeugnis ab von all dem Jammer

Der ihn streift wie der Luftzug, wenn die Tür aufgeht, dann fällt

Ein Blatt auf die speckige ADAC-Motorwelt

Du fragst dich, warum man dich diesmal so lang warten läßt

Zählst die verbliebnen Blätter in dem räudigen Geäst

Und irgendwie erinnert dich die magere Gestalt

Des Ficus Benjamini ganz entfernt an einen Wald

Es riecht wen’ger nach Kiefer als nach Desinfektionsmittel

Und dann tragen die Förster hier ausnahmslos weiße Kittel

Und doch erinnert dich der kleine, mut’ge Baum daran

Daß auch auf ausgedörrtem Boden Hoffnung wachsen kann

Und mit seinem gerupften, demütigen Blätterkleid

Vermag er dich zu trösten in dieser Trostlosigkeit:

Du kommst hier wieder raus, wirst über dir den Himmel sehen

Über raschelndes Laub auf einem Waldweg gehen

Du wirst die Freiheit spürn, die Tür geht wieder auf vor dir —

Der Ficus Benjamini aber bleibt für immer hier

De Ficus Benjamini op de zware ijzeren deur

Staat daar niet uit eigen vrije wil, het is niet zijn schuld

Dat je hier moet wachten in de haveloze kelder

Hij verdraagt ​​je ongenoegen op een vriendelijke manier, hij deelt je frustratie

Met een bleke, verdrietige radioloog

Is hij hier in het verre verleden komen wonen?

Het is alsof hij er altijd is geweest, altijd

De Ficus Benjamini voor de deur van de MRT

Hij is de enige plant die in de onderwereld bestaat

Voor altijd volharden met het verdriet en alle zuchten

Dit is geen plaats voor delicate tuinrozen

Rozen stellen geen harde diagnoses!

Alleen een plant die alle nadelen kent, kan dat

Dat is dapper en lankmoedig en stralingsbestendig!

Hij herkent de inventaris in de donkere kamer

De paraplubak, de tijdschriften, de tafel, de vorm

Hij kent het, de geur van angst die aan de muren kleeft

Hij kent het zwaard van Damocles dat over alles zweeft

Hij herkent de kwelling van onzekerheid en kent de bevindingen

Misschien kent hij de dag al, misschien zelfs het uur

Het overleeft in uitgedroogd substraat

Savanne waar het al jaren niet meer geregend heeft

Slechts een paar sigarettenpeuken, haastig uitgeknepen

Van trieste gele vingers zijn de enige dingen die hem sieren

Een zenuwachtig gebogen paperclip

In His Minus getuigt van alle ellende

Dat raakt hem als tocht, als de deur opengaat, valt dan

Een blaadje over de vette ADAC-motorwereld

Je vraagt ​​je af waarom ze je deze keer zo lang laten wachten

Tel de resterende bladeren in de schurftige takken

En op de een of andere manier herinnert het magere figuur je eraan

De ficus benjamini ver weg van een bos

Het ruikt minder naar dennen dan naar ontsmettingsmiddel

En dan dragen de boswachters hier zonder uitzondering witte jassen

En toch herinnert de kleine, moedige boom je eraan

Dat zelfs op uitgedroogde grond hoop kan groeien

En met zijn geplukte, nederige jurk van bladeren

Kan hij je troosten in deze verlatenheid:

Als je hier wegkomt, zie je de lucht boven je

Lopen over ritselende bladeren op een bospad

Je voelt de vrijheid, de deur gaat weer voor je open -

Maar de Ficus Benjamini blijft hier voor altijd