Vorboten - Eisregen

Es begann, als der erste Frost kam

Die Tage wurden kürzer

Die Nacht schien endlos lang

Und selbst in hellstem Sonnenlicht

Waren Schatten — lang und schmal

Mein Leben war geordnet

Ich ging meiner Arbeit nach

Selbst der triste Job in einer Bank

Wie sehn ich mich danach

Dann kamen nachts die Träume

Morgens stank mein Bett nach Schweiß

Wenn ich dann endlich aufstand

War mein Körper nass und heiß

Ich weiss nicht mal, wovon ich träumte

Der Traum starb mit dem Morgenlicht

Als ich schreiend dann erwachte

Verzerrt von Grauen das Gesicht

Ich litt bald an Verfolgungswahn

Und sah mich immer zweimal um

Doch niemand folgte meinen Schritten

Niemand, der bei Tage kam

Ich fand kaum mehr genügend Schlaf

Und meine Arbeit litt sehr stark

Nachts war etwas in mir drinnen

Was mir meinen Willen brach

Es wurde schlimmer jede Nacht

Tagsüber war ich sterbenskrank

Was immer mir das Grauen brachte

Wenn ich im Schlaf hinübersank

Heute früh war alles anders

Um mich herum war Dunkelheit

Ein wenig Licht brachten mir Kerzen

Denn die Elektrik spielt — verrückt

Ich kann das Haus nicht mehr verlassen

Versiegelt ist der Weg nach draußen

Hinter den Fenstern wabert Schwärze

Das Glas hält selbst dem Hammer stand

Mein eignes Haus ist ein Gefängnis

Das Telefon ist stumm und tot

Stundenlang schrie ich voll Grauen

Bis ich in tiefe Ohnmacht fiel

Dann — kamen die Stimmen

Het begon toen de eerste nachtvorst kwam

De dagen werden korter

De nacht leek eindeloos

En zelfs in het felste zonlicht

Waren schaduwen - lang en smal

Mijn leven was op orde

Ik ging over mijn werk

Zelfs de sombere baan bij een bank

hoe verlang ik ernaar

Toen kwamen de dromen 's nachts

In de ochtend stonk mijn bed naar het zweet

Toen ik eindelijk opstond

Mijn lichaam was nat en heet

Ik weet niet eens waar ik van gedroomd heb

De droom stierf met het ochtendlicht

Toen werd ik schreeuwend wakker

Gezicht verwrongen van afschuw

Ik kreeg al snel last van vervolgingswaanzin

En keek altijd twee keer rond

Maar niemand volgde mijn stappen

Niemand die overdag kwam

Ik heb nauwelijks genoeg geslapen

En mijn werk heeft er enorm onder geleden

Er zat 's nachts iets in me

Die mijn wil brak

Het werd elke nacht erger

Overdag ging ik dood

Wat me ook bang maakte

Toen ik viel in mijn slaap

Alles was anders vanmorgen

Om mij heen was duisternis

Kaarsen brachten me een beetje licht

Omdat de elektriciteit het doet - gek

Ik kan het huis niet meer uit

De uitweg is verzegeld

Zwartheid golft achter de ramen

Het glas kan zelfs de hamer weerstaan

Mijn eigen huis is een gevangenis

De telefoon is stil en dood

Ik heb urenlang van afschuw geschreeuwd

Tot ik in een diepe flauwte viel

Toen - kwamen de stemmen