Большая апрельская баллада - Михаил Анчаров

Пустыри на рассвете.

Пустыри, пустыри…

Снова ласковый ветер,

Как школьник.

Ты послушай, весна,

Этот медленный ритм.

Уходить — это вовсе

Не больно.

Это только смешно —

Уходить на заре,

Когда пляшет судьба

На асфальте,

И зелень свиданий,

И на каждом дворе

Весна разминает

Пальцы.

И поднимет весна

Марсианскую лапу.

Крик ночных тормозов —

Это крик лебедей.

Это синий апрель

Потихоньку заплакал,

Наблюдая апрельские

Шутки людей.

Наш рассвет был попозже,

Чем звон бубенцов,

И пораньше,

Чем пламя ракеты.

Мы не племя детей

И не племя отцов,

Мы — цветы

Середины столетья.

Мы цвели на растоптанных

Площадях,

Пили ржавую воду

Из кранов.

Что имели, дарили,

Себя не щадя.

Мы не поздно пришли

И не рано.

Мешок за плечами,

Сигаретный дымок

И гитары Особой настройки.

Мы почти не встречали

Целых домов —

Мы руины встречали

И стройки.

Нас ласкала в пути

Ледяная земля,

Но мы,

Забывая про годы,

Проползали на брюхе

По минным полям,

Для весны прорубая

Проходы…

Мы ломали бетон

И кричали стихи,

И скрывали

Боль от ушибов.

Мы прощали со стоном

Чужие грехи,

А себе не прощали

Ошибок!

Дожидались рассвета

У милых дверей

И лепили богов

Из гипса.

Мы саперы столетья!

Слышишь взрыв на заре?

Это кто-то из наших

Ошибся…

Это залпы черемух

И залпы мортир.

Это лупит апрель

По кюветам.

Это зов богородиц,

Это бремя квартир,

Это ветер листает

Газету.

Небо в землю упало.

Большая вода

Отмывает пятна

Несчастья.

На развалинах старых

Цветут города —

Непорочные,

Словно зачатье.

Woestenij bij dageraad.

Woestenij, woestenij...

Weer zachte wind

Als een schooljongen.

Luister, lente,

Deze langzame beat.

Weggaan is helemaal niet

Het doet geen pijn.

Het is gewoon grappig -

Vertrek bij zonsopgang

Wanneer het lot danst

Op het asfalt

En groen afscheid

En in elke tuin

Lente kneedt

vingers.

En de lente zal opkomen

Mars poot.

Schreeuw van nachtremmen -

Dit is de roep van de zwanen.

Het is blauw april

Langzaam huilde ik

Kijken naar april

Grappen van mensen.

Onze dageraad was laat

Dan het luiden van klokken

en eerder

Dan de vlam van een raket.

Wij zijn geen stam van kinderen

En niet de stam van vaders,

Wij zijn bloemen

Midden in de eeuw.

We bloeiden op de vertrapten

vierkanten,

Roestig water gedronken

Van de kranen.

Wat ze hadden, gaven,

Ik spaar mezelf niet.

We kwamen niet laat

En niet vroeg.

Schoudertas,

sigarettenrook

En gitaren van speciale stemming.

We hebben elkaar nauwelijks ontmoet

hele huizen

We hebben de ruïnes ontmoet

En bouwplaatsen.

Heeft ons onderweg gestreeld

ijsland,

Maar wij

Vergeet de jaren

Op de buik gekropen

Door de mijnenvelden

Doorsnijden voor de lente

passages…

We hebben beton gebroken

En schreeuwde verzen

en verborg

Pijn door blauwe plekken.

We namen afscheid met een kreun

De zonden van andere mensen

Maar ze hebben het zichzelf niet vergeven

beestjes!

We wachtten op de dageraad

Bij mooie deuren

En beeldhouwde de goden

Van gips.

Wij zijn de sappers van de eeuw!

Hoor je de explosie bij zonsopgang?

Dit is een van onze

Mis…

Dit zijn salvo's vogelkers

En salvo's mortieren.

Het stormt april

Door sloten.

Dit is de roep van de Maagd,

Het is de last van flats

Deze wind draait

Krant.

De hemel is op de grond gevallen.

groot water

Wast vlekken

Tegenslag.

Op de ruïnes van vroeger

Steden bloeien

vlekkeloos,

Zoals conceptie.