Quand ceux qui vont - Barbara

Quand ceux qui vont, s’en vont aller

Quand le dernier jour s’est levé

Dans la lumière blonde

Quand ceux qui vont, s’en vont aller

Pour toujours et à tout jamais

Sous la terre profonde

Quand la lumière s’est voilée

Quand ceux que nous avons aimés

Vont fermer leur paupières

Si rien ne leur est épargné

Oh, que du moins soit exaucée

Leur dernière prière:

Qu’ils dorment, s’endorment

Tranquilles, tranquilles

Qu’ils ne meurent pas au fusil

En expirant déjà la vie

Qu'à peine, ils allaient vivre

Qu’ils ne gémissent pas leurs cris

Seuls, rejetés ou incompris

Eloignés de leurs frères

Qu’ils ne meurent pas en troupeau

Ou bien poignardés dans le dos

Ou qu’ils ne s’acheminent

En un long troupeau de la mort

Sans ciel, sans arbre et sans décor

Le feu à la poitrine

Eux qui n’avaient rien demandé

Mais qui savaient s'émerveiller

D'être venus sur terre

Qu’on leur laisse choisir, au moins

Le pays, fut-il lointain

De leur heure dernière

Qu’ils aillent donc coucher leurs corps

Dessous les ciels pourpres et or

Au-delà des frontières

Ou qu’ils s’endorment, enlacés

Comme d'éternels fiancés

Dans la blonde lumière

Quand ceux qui vont s’en vont aller

Pour toujours et à tout jamais

Au jardin du silence

Sous leur froide maison de marbre

Dans les grandes allées sans arbre

Je pense à vous, ma mère

Qu’ils aient, pour dernier souvenir

La chaleur de notre sourire

Comme étreinte dernière

Peut-être qu’ils dormiront mieux

Si nous pouvons fermer leurs yeux

Je pense à vous, ma mère

Qu’ils dorment, s’endorment

Tranquilles, tranquilles…

Wanneer degenen die gaan, gaan weg

Wanneer de laatste dag is aangebroken

In het blonde licht

Wanneer degenen die gaan, gaan weg

voor eeuwig en altijd

Onder de diepe aarde

Toen het licht vervaagde

Toen degenen van wie we hielden

Zullen hun oogleden sluiten

Als hen niets wordt bespaard

Oh, laat het tenminste beantwoord worden

Hun laatste gebed:

Laat ze slapen, in slaap vallen

Rustig, stil

Dat ze niet sterven door geweerschoten

Adem het leven al uit

Ze zouden amper leven

Dat ze hun kreten niet kreunen

Alleen, afgewezen of verkeerd begrepen

vervreemd van hun broers

Dat ze niet in kuddes sterven

Of in de rug gestoken

Of dat ze onderweg zijn

In een lange kudde des doods

Zonder lucht, zonder boom en zonder landschap

Het vuur in de borst

Degenen die niets hadden gevraagd

Maar wie wist hoe te verwonderen?

Op aarde gekomen zijn

Laat ze tenminste kiezen

Het land, hoe ver ook

Van hun laatste uur

Laat ze gaan en leg hun lichaam neer

Onder de paarse en gouden luchten

Over de grenzen

Of in slaap vallen, verstrengeld

Als eeuwige verloofden

In het blonde licht

Wanneer degenen die gaan, weggaan

voor eeuwig en altijd

In de tuin van stilte

Onder hun koude marmeren huis

In de grote steegjes zonder bomen

Ik denk aan jou, mijn moeder

Die ze hebben, als laatste herinnering

De warmte van onze glimlach

Zoals de laatste omhelzing

Misschien slapen ze dan beter

Als we hun ogen kunnen sluiten

Ik denk aan jou, mijn moeder

Laat ze slapen, in slaap vallen

Rustig, stil...