Und wenn sie erst gestorben sind... - Samsas Traum

Wieviele sind noch übrig

Sagt, wieviele sind geblieben

Von dem ewig dämlich blökenden

Getier, der Schmähung würdig

Von den Maden, die den Stumpfsinn lieben

Den Asseln, Lebensschäbigen

Keines, denn zuletzt gelacht

Haben wir alle umgebracht

Wo sind die, die am meisten meckern

Weil sie das Denken nicht verkraften

Sich selbst wollen sie übertönen

Die, die säuisch sabbernd viehisch kleckern

Und unseren Glanz mit Kot behaften

Lasst laut uns ihren Staat verhöhnen

Lieb, kurzlebig und unerkannt

Ist auch der letzte heut verbrannt

Zwar waren sie die Vielen

Doch sie wussten voneinander nicht

So ist ihr Reich vergangen

Erstattet Gott Bericht

Dass seiner Schöpfung Krone

Allein auf unserm Kopfe ruht

Und dass er daran Gutes tut

Ob mit uns oder ohne uns

hoeveel zijn er over

Vertel me hoeveel er nog over zijn

Van het eeuwig stomme geblaat

beesten die een belediging waard zijn

Van de maden die van domheid houden

De isopoden, leven armoedig

Geen, want laatst gelachen

We hebben iedereen vermoord

Waar zijn degenen die het meest klagen?

Omdat ze het denken niet aankunnen

Ze willen zichzelf overstemmen

Degenen die kwijlen als een hel en morsen als een hel

En onze glans bevlekken met uitwerpselen

Laten we hun staat luid bespotten

Beste, van korte duur en niet herkend

De laatste is vandaag ook verbrand

Toegegeven, het waren de velen

Maar ze kenden elkaar niet

Dus hun koninkrijk is weg

Rapporteren aan God

Die kroon van zijn creatie

Alleen rust op ons hoofd

En dat hij er goed mee omgaat

Of het nu met ons is of zonder ons