Hieronder staat de songtekst van het nummer La Belle Dame Sans Merci , artiest - Loreena McKennitt met vertaling
Originele tekst met vertaling
Loreena McKennitt
Oh what can ail thee, knight-at-arms,
Alone and palely loitering?
The sedge has withered from the lake,
And no birds sing.
II Oh what can ail thee, knight-at-arms,
So haggard and so woe-begone?
The squirrel’s granary is full,
And the harvest’s done.
III
I see a lily on thy brow,
With anguish moist and fever-dew,
And on thy cheeks a fading rose
Fast withereth too.
IV I met a lady in the meads,
Full beautiful — a faery’s child,
Her hair was long, her foot was light,
And her eyes were wild.
I made a garland for her head,
And bracelets too, and fragrant zone;
She looked at me as she did love,
And made sweet moan.
VI I set her on my pacing steed,
And nothing else saw all day long,
For sidelong would she bend, and sing
A faery’s song.
VII
She found me roots of relish sweet,
And honey wild, and manna-dew,
And sure in language strange she said —
'I love thee true'.
VIII
She took me to her elfin grot,
And there she wept and sighed full sore,
And there I shut her wild wild eyes
With kisses four.
IX And there she lulled me asleep
And there I dreamed — Ah!
woe betide!
-
The latest dream I ever dreamt
On the cold hill side.
I saw pale kings and princes too,
Pale warriors, death-pale were they all;
They cried — 'La Belle Dame sans Merci
Hath thee in thrall!'
XI I saw their starved lips in the gloam,
With horrid warning gaped wide,
And I awoke and found me here,
On the cold hill’s side.
XII
And this is why I sojourn here
Alone and palely loitering,
Though the sedge is withered from the lake,
And no birds sing.
Oh wat kan u schelen, ridder-at-arms,
Alleen en bleek rondhangen?
De zegge is verdord uit het meer,
En er zingen geen vogels.
II Oh wat kan u schelen, ridder-at-arms,
Zo verwilderd en zo wee-verdwenen?
De graanschuur van de eekhoorn is vol,
En de oogst is gedaan.
III
Ik zie een lelie op je voorhoofd,
Met angst vochtig en koorts-dauw,
En op je wangen een vervagende roos
Snel verdort ook.
IV Ik ontmoette een dame in de weiden,
Vol mooi — een elfenkind,
Haar haar was lang, haar voet was licht,
En haar ogen waren wild.
Ik maakte een slinger voor haar hoofd,
En armbanden ook, en geurzone;
Ze keek naar me alsof ze van me hield,
En maakte zoete kreunen.
VI Ik zette haar op mijn paard,
En niets anders zag de hele dag,
Want zijdelings zou ze buigen, en zingen
Een feeënlied.
VII
Ze vond me wortels van smaak zoet,
En wilde honing, en manna-dauw,
En zeker in vreemde taal zei ze:
'Ik hou van je waar'.
VIII
Ze nam me mee naar haar elfengrot,
En daar huilde en zuchtte ze vol pijn,
En daar sloot ik haar wilde, wilde ogen
Met kusjes vier.
IX En daar wiegde ze me in slaap
En daar droomde ik - Ah!
wee!
-
De laatste droom die ik ooit heb gedroomd
Aan de koude heuvelkant.
Ik zag ook bleke koningen en prinsen,
Bleke krijgers, doodsbleek waren ze allemaal;
Ze riepen — 'La Belle Dame sans Merci
Heb je in de ban!'
XI Ik zag hun uitgehongerde lippen in de schemering,
Met afschuwelijke waarschuwing wijd opengesperd,
En ik werd wakker en vond me hier,
Aan de kant van de koude heuvel.
XII
En dit is waarom ik hier verblijf
Alleen en bleek rondhangen,
Hoewel de zegge uit het meer is verdord,
En er zingen geen vogels.
Liedjes in verschillende talen
Hoogwaardige vertalingen in alle talen
Vind binnen enkele seconden de teksten die je nodig hebt