Chacun sa mer chacun son vent - Hugues Aufray

Ils manquent pas d’air ces seigneurs du vent

Solitaires ou fils des Glénan

Ils sont tous frères mais sur l’océan

Chacun sa mer, chacun son vent

Ils sont pas fiers sous leur mâts géants

Mercenaires, vauriens ou forbans

Aux vents contraires, ils vont droit devant

Chacun sa mer, chacun son vent

Terre à tribord et rouge à bâbord

Corps à corps, ils défient la mort

Tripes à l’envers, ils jurent en crachant

Chacun sa mer, chacun son vent

Hey !

Tremble carcasse, c’est pas les Sargasses

Ça bavasse, ça passe ou ça casse

Tombeau ouvert, ils trinquent en hurlant

Chacun sa mer, chacun son vent

La belle affaire quand l’un deux s'égare

Solidaire et par un hasard

Y a un p’tit air qui court au devant

Chacun sa mer, chacun son vent

Je lève mon verre, je bois aux marins

Vin ou bière, je bois aux requins

A nos corsaires, à nos ci-devant

Chacun sa mer, chacun son vent

Chacun sa mer, chacun son vent

Ze komen niet zonder lucht te zitten, deze heren van de wind

Solitaires of zonen van de Glénans

Ze zijn allemaal broers, maar op de oceaan

Ieder zijn zee, ieder zijn wind

Ze zijn niet trots onder hun gigantische masten

Huurlingen, Rascals of Forbans

Tegen de wind in gaan ze rechtdoor

Ieder zijn zee, ieder zijn wind

Aarde naar stuurboord en rood naar bakboord

Lichaam tot lichaam trotseren ze de dood

Lef ondersteboven, ze zweren spuug

Ieder zijn zee, ieder zijn wind

Hoi!

Aspen karkas, het is niet Sargassum

Het is aan het dollen, het is maken of breken

Open graf, ze rinkelen glazen gillend

Ieder zijn zee, ieder zijn wind

Big deal als een van hen verdwaalt

Solidariteit en toeval

Er stroomt een beetje lucht vooruit

Ieder zijn zee, ieder zijn wind

Ik hef mijn glas, ik drink op zeelieden

Wijn of bier, ik drink op haaien

Aan onze kapers, aan onze ci-devants

Ieder zijn zee, ieder zijn wind

Ieder zijn zee, ieder zijn wind