Deutscher Abend - Hildegard Knef

Nun gönnt die Firma stillen Abendfrieden

Dem Arbeitsmann, den Mädels, dem Commis;

Nun sitzt ganz Deutschland um den runden lieben

Gedeckten Tisch und sieht aufs Vis-à-vis

Da liegt das Land, ganz schwarz und blau und dunkel

Es klirrt der Wind im Telegrafendraht;

Ein gelbes Fenster grüßt dich mit Gefunkel

Hier spielt der Förster seinen Dauerskat

Man hebt die Zeitung, lässt sie wieder sinken

Die Welt, ihr Lieben, geht den alten Lauf;

Hierauf bezüglich kann man einen trinken

Die Pfeife qualmt, nun steigt der Mond herauf

Und hundert Mimen spreizen ihre Glieder

Und hundert Bürger füllen sich mit Bier;

Und hundert Mädchen summen kleine Lieder

Denn morgen, morgen muss er fort von ihr

O Herr, so wie wir hienieden krauchen

So segne Land und Leute und Kompott;

Verlass dich drauf, wir können's brauchen

Wir können's brauchen, lieber Gott

Nu trakteert het bedrijf je op stille avondvrede

De werkende man, de meisjes, de klerk;

Nu zit heel Duitsland rond de ronde geliefden

Gedekte tafel en kijkt naar de vis-à-vis

Daar ligt het land, helemaal zwart en blauw en donker

De wind ratelt in de telegraafdraad;

Een geel raam begroet je met twinkeling

Hier speelt de boswachter zijn langeafstandsschaatsen

Je tilt de krant op, laat hem weer vallen

De wereld, lieverds, gaat op de oude manier;

Hierover mag je wat drinken

De pijp rookt, nu komt de maan op

En honderd mimespelers spreiden hun ledematen

En honderd burgers tanken bier;

En honderd meisjes neuriën liedjes

Want morgen, morgen moet hij bij haar weg

O Heer, terwijl we hier beneden kruipen

Dus zegen land en mensen en compote;

Reken erop, we kunnen het gebruiken

We kunnen het gebruiken, lieve God