Donna Donna (Le Petit Garçon) - Claude François

Il était une fois un petit garçon

Qui vivait dans une grande maison

Sa vie n'était que joie et bonheur

Et pourtant au fond de son cœur

Il voulait devenir grand

Rêvait d'être un homme

Chaque soir il y pensait

Quand sa maman le berçait

Donna Donna Donna Donna

Tu regretteras le temps

Donna Donna Donna Donna

Où tu étais un enfant

Puis il a grandi, puis il est parti

Et il a découvert la vie

Les amours déçues, la faim et la peur

Et souvent au fond de son cœur

Il revoyait son enfance

Rêvait d’autrefois

Tristement il y pensait

Et il se souvenait

Parfois je pense à ce petit garçon

Ce petit garçon que j'étais

Er was eens een kleine jongen

Wie woonde er in een groot huis?

Zijn leven was vol vreugde en geluk

En toch diep in haar hart

Hij wilde groot zijn

Droomde ervan een man te zijn

Elke nacht dacht hij erover na

Toen zijn moeder hem wiegde

Donna Donna Donna Donna

Je zult spijt krijgen van de tijd

Donna Donna Donna Donna

waar je een kind was

Toen groeide hij op, toen ging hij weg

En hij ontdekte het leven

Teleurgestelde liefdes, honger en angst

En vaak diep in haar hart

Hij herleefde zijn jeugd

Gedroomd van weleer

Helaas dacht hij eraan

En hij herinnerde zich

Soms denk ik aan die kleine jongen

Die kleine jongen die ik was