Les Deux Freres - Hugues Aufray

Deux jeunes frères sur un chemin

Deux jeunes frères main dans la main

Partaient en guerre vêtus tous deux

L’un de vert, l’autre de bleu

L’un de vert, l’autre de bleu

Ils étaient partis joyeux

Mais, là-bas, ils avaient laissé

Leur cœur et leur fiancée

Deux jeunes frères sur un chemin

Deux jeunes frères main dans la main

Sur pied de guerre, vêtus tout deux

L’un de vert, l’autre de bleu

L’un de vert, l’autre de bleu

Se battirent de leur mieux

Priant souvent, tremblant parfois

Pour l’autre plus que pour soi

Deux jeunes frères marchent au combat

Mais une balle ne choisit pas

Celui dont elle ferme les yeux

Pauvre vert ou pauvre bleu

Ils étaient partis joyeux

Un seul revint sur les deux

Un seul revit son clocher

Endormi dans la vallée

Deux jeunes filles sur le chemin

Deux jeunes filles main dans la main

Debout dans la grisaille du soir

L’une en blanc et l’autre en noir

Twee jonge broers op pad

Twee jonge broers hand in hand

Ging allebei gekleed naar de oorlog

De ene groen, de andere blauw

De ene groen, de andere blauw

Ze vertrokken blij

Maar daar waren ze vertrokken

Hun hart en hun bruid

Twee jonge broers op pad

Twee jonge broers hand in hand

Op oorlogsvoet, allebei gekleed

De ene groen, de andere blauw

De ene groen, de andere blauw

Ze hebben hun best gedaan

Vaak bidden, soms trillen

Voor de ander meer dan voor zichzelf

Twee jonge broers marcheren ten strijde

Maar een kogel kiest niet

Degene wiens ogen ze sluit

Slecht groen of slecht blauw

Ze vertrokken blij

Van de twee kwam er maar één terug

Slechts één zag zijn toren

In slaap in de vallei

Twee meiden onderweg

Twee jonge meisjes hand in hand

Staan in het grijs van de avond

De ene in het wit en de andere in het zwart