Погоня - Владимир Высоцкий

Во хмелю слегка,

Лесом правил я.

Не устал пока, —

Пел за здравие.

А умел я петь

Песни вздорные:

«Как любил я вас,

Очи черные…»

То плелись, то неслись, то трусили рысцой.

И болотную слизь конь швырял мне в лицо.

Только я проглочу вместе с грязью слюну,

Штоф у горла скручу — и опять затяну:

«Очи черные!

Как любил я вас…»

Но — прикончил я То, что впрок припас.

Головой тряхнул,

Чтоб слетела блажь,

И вокруг взглянул —

И присвистнул аж:

Лес стеной впереди — не пускает стена, —

Кони прядут ушами, назад подают.

Где просвет, где прогал — не видать ни рожна!

Колют иглы меня, до костей достают.

Коренной ты мой,

Выручай же, брат!

Ты куда, родной, —

Почему назад?!

Дождь — как яд с ветвей —

Недобром пропах.

Пристяжной моей

Волк нырнул под пах.

Вот же пьяный дурак, вот же налил глаза!

Ведь погибель пришла, а бежать — не суметь, —

Из колоды моей утащили туза,

Да такого туза, без которого — смерть!

Я ору волкам:

«Побери вас прах…" —

А коней пока

Подгоняет страх.

Шевелю кнутом —

Бью крученые

И ору притом:

«Очи черные!..»

Храп, да топот, да лязг, да лихой перепляс —

Бубенцы плясовую играют с дуги.

Ах вы кони мои, погублю же я вас, —

Выносите, друзья, выносите, враги!

…От погони той

Даже хмель иссяк.

Мы на кряж крутой —

На одних осях,

В хлопьях пены мы —

Струи в кряж лились, —

Отдышались, отхрипели

Да откашлялись.

Я лошадкам забитым, что не подвели,

Поклонился в копыта, до самой земли,

Сбросил с воза манатки, повел в поводу…

Спаси бог вас, лошадки, что целым иду!

In hop lichtjes,

Ik regeerde het bos.

Nog niet moe -

Zingen voor de gezondheid.

En ik kon zingen

Liedjes zijn absurd:

"Wat hield ik van je

Zwarte ogen…"

Ze sjokten, haastten zich en draafden toen.

En het paard gooide moerasslijm in mijn gezicht.

Alleen zal ik speeksel inslikken samen met de modder,

Ik draai het damast bij de keel - en draai het weer vast:

"Zwarte ogen!

Wat hield ik van je...'

Maar - ik heb afgemaakt wat ik voor de toekomst in petto had.

schudde zijn hoofd,

Voor de gelukzaligheid om te vliegen

En keek om zich heen -

En floot al:

Het bos is een muur verder - de muur laat niet binnen, -

De paarden tollen met hun oren, ze worden teruggevoerd.

Waar is het gat, waar is het gat - je kunt verdomme niets zien!

Ze prikken me met naalden, ze krijgen me tot op het bot.

Jij bent mijn wortel

Help me, broer!

Waar ben je, schat, -

Waarom terug?!

Regen - als gif van de takken -

Vies ruiken.

Sleep mijn

De wolf dook onder de lies.

Hier is een dronken dwaas, hier schonk hij zijn ogen uit!

De dood is tenslotte gekomen, en niet kunnen rennen, -

Er is een aas gestolen van mijn stapel,

Ja, zo'n aas, zonder welke - de dood!

Ik roep naar de wolven:

"Neem je as..."

Voor nu, paarden

Drijft angst.

Ik beweeg met een zweep -

Beau verdraaid

En nog schreeuwend:

"Zwarte ogen!.."

Snurken, ja stampen, ja rinkelen, ja onstuimige dans -

Dansende klokken worden gespeeld vanuit een boog.

Oh, jullie zijn mijn paarden, ik zal jullie vernietigen, -

Haal eruit, vrienden, haal eruit, vijanden!

... Van die achtervolging

Zelfs de hop is weg.

We zijn op een steile bergkam -

Op dezelfde assen

In schuimvlokken zijn we

De stralen stroomden in de nok, -

Uitgerust, hees

Ja, ze schraapten hun keel.

Ik ben geslachte paarden die ze niet in de steek lieten,

Gebogen tot de hoeven, tot op de grond,

Hij gooide de tas van de kar, leidde hem naar de gelegenheid ...

God beware je, paarden, dat ik heel loop!