Red Years, Black Years - Rome

Ich reife in Dunkelheit

Bis meine Stimme wieder schwingt

Wieder Fanfare wird

Ich winde mich in deinen Schlaf

Ich brenne mich ins Glas

Ich sickere in die Erde

Ich wühle mich ins Gestein

Ich bohre mich ins Holz

Ich nage mich ins Tuch

Ich ätze mich unter die Haut

Ich fresse mich ins Fleisch

Ich kratze mich in die Knochen

Ich löse mich ins Mark

Sie besetzen meine Städte

Spannen Fangnetze

Werfen mich zwischen blutbefleckte

Kalkwände, in Tümpel

Kopfüber in Kerker und Käfige

In ein Gemenge aus Knochen

Knorpeln und Zähnen

Und bereits durchsetzt

Von Knechtung und Plünderung

Werde ich von der Strasse gezerrt

Auf Lastwagen geworfen

In Züge gesperrt

Und selbst in der Verbannung

Finden mich verirrte Kugeln

Findet mich die Axt

Das Beil, der Dolch

Hier, wo nun um die Entscheidungen

Gerungen wird

Klebe ich an feuchtblinkender Klinge

Liege auf kalter Schlafbank

Kaltem Lager

Aber ich werde mich auch dieses Mal

Zu retten wissen

Durch einen jähen Sprung

Aus dem Fenster

In Seitengassen, über Dächer

Und immer noch atme ich

In mit Blut zementierten

Freundschaften weiter

Die Türschwellen meiner Tempel

Und Konsulate

Feucht von Blut

Küssen und Tränen

…Black Years

Wäre das Aufgeben nun nicht doch ehrlicher?

Wer bisher noch zu uns gehalten hatte

Gab uns jetzt preis

Und wem es gelungen war

Der Zerstiefelung zu entkommen

Verstummte

Verschwieg die Angst

Die Sehnsucht

Wie rasch sich alles verflüchtigte

Wie rasch die Einheit zerbrach

Von den vielen die da anfangs zusammenstanden

Wurden immer mehr weggerissen

Isoliert

Bestochen

Bis auch wir uns verkrochen

Bis auch uns die Kultur entglitt

Wir liessen uns täuschen von dem wenigen

Was uns von draussen erreichte

So wertvoll und ermutigend es war

Wir vergassen darüber die Nacht

Und die Verseuchung

Die alles Erblühende

Alles Befreiende

Bald Erwürgte

Entweihte

Ich kenne nur noch Zersplitterung

War unser Anfang auch gleich

Wussten wir uns einst auch eins

Mit den stillen Dingen

Selbst in den Wirren der Klingen

Bleiben wir nun

Allesamt unentschieden

Und haben es stets vermieden

Allzu freundlich zu sein

Ik rijp in het donker

Tot mijn stem weer zwaait

Nogmaals fanfare zal

Ik kronkel in je slaap

Ik verbrand mijn glas

Ik sijpel in de aarde

Ik graaf in de rots

Ik graaf in het bos

Ik knaag aan mijn zakdoek

Ik ets mezelf onder de huid

ik eet mijn vlees

Ik krab aan mijn botten

Ik los op in het merg

Ze bezetten mijn steden

Visnetten spannen

Gooi me tussen bebloede

Kalkstenen muren, in vijvers

Met je hoofd in kerkers en kooien

In een wirwar van botten

kraakbeen en tanden

En al afgedwongen

Van slavernij en plundering

Ik word van de straat gesleept

Op vrachtwagens gegooid

Opgesloten in treinen

En zelfs in ballingschap

Vind me verdwaalde kogels

Vind me de bijl

De bijl, de dolk

Hier, waar nu over de beslissingen

wordt geworsteld

Ik blijf bij een nat knipperend mes

Ga op een koude slaapbank liggen

koud kamp

Maar ik zal ook deze keer

weet hoe je moet besparen

Met een plotselinge sprong

Uit het raam

In zijstraten, over daken

En ik adem nog steeds

In gecementeerd met bloed

vriendschappen verder

De drempels van mijn tempels

en consulaten

nat van bloed

kusjes en tranen

...Zwarte jaren

Zou het niet eerlijker zijn om op te geven?

Wie was er tot nu toe bij ons gebleven

gaf ons nu op

En wie is erin geslaagd?

Om te ontsnappen aan de dislocatie

Werd stil

Verberg de angst

Het verlangen

Hoe snel alles verdampte

Hoe snel de eenheid kapot ging?

Van de velen die in het begin bij elkaar stonden

Er werden er steeds meer weggescheurd

Geïsoleerd

omgekocht

Tot we ons ook verstoppen

Tot de cultuur ons ook ontglipt

We werden voor de gek gehouden door de kleine

Wat heeft ons van buiten bereikt

Hoe waardevol en bemoedigend het ook was

We zijn de nacht vergeten

En de besmetting

De alles bloeiend

Alles bevrijdend

Binnenkort gewurgd

ontheiligd

Ik ken alleen fragmentatie

Was ons begin hetzelfde?

Ooit wisten we ook één ding

Met de stille dingen

Zelfs in de greep van messen

Laten we nu blijven

allemaal onbeslist

En heb het altijd vermeden

Te vriendelijk zijn