Переломаны - Михаил Шуфутинский

1. Переломаны буреломами.

Край бурановый под охраною.

Костерок ослаб,

Не сберечь его, в яме волчьей вой.

Кто упал — лежит, песню снег сложил

Нам про лесосплав.

2. Утро сизое, бревна склизлые,

В ледяной воде не до лебедя.

Табачок сырой,

И дымит запал.

С телогреек пар

В небо тянется.

Кто останется,

Тот не встанет в строй, тот не встанет в строй.

3. Холода штыков да баланды ковш,

Журавлиный крик да телеги скрип

По стеклу гвоздем…

Сном ржаной сухарь,

В перекурах май.

Повело на ель, в мягкую постель —

Там свое возьмем.

4. Лягу в прошлое — вкус с морошкою,

Лягу в давнее — гриб раздавленный, подосиновик.

Помню бывшее: листик слипшийся.

Вспомню старое: утро жаркое,

Небо синее, небо синее.

5. Переломаны буреломами.

Край бурановый под охраною.

Костерок пропал,

Ходуном щека, лязг трелевщика.

Навались, браток, раскались про то,

Как сюда попал.

6. Разлилась река, да в пустой стакан недовольная.

Не до воли нам!

До барака бы:

Как дьяк истину, сапоги стянуть

И в сухое влезть, и приснится лес

Одинаковый, одинаковый, одинаковый.

1. Gebroken door windschermen.

De stormachtige rand wordt bewaakt.

Het vuur is gedoofd

Red hem niet, er huilt een wolf in de put.

Wie viel - leugens, de sneeuw componeerde het lied

We hebben het over raften.

2. Grijze ochtend, slijmerige boomstammen,

Er is geen tijd voor een zwaan in ijswater.

ruwe tabak,

En de lont rookt.

Gewatteerde jassen voor koppels

Strekt zich uit tot in de lucht.

Wie blijft er?

Die komt niet in de rij, die komt niet in de rij.

3. Koude bajonetten en paplepel,

Kraanvogels huilen en karren kraken

Op glas met een spijker ...

Slaap rogge cracker,

May is in rookpauzes.

Geleid naar een spar, naar een zacht bed -

We brengen het daarheen.

4. Ik zal in het verleden gaan liggen - proef met bergbraambessen,

Ik ga liggen in de oude - geplette paddenstoel, boletus.

Ik herinner me het eerste: een aan elkaar geplakt blad.

Ik herinner me het oude: de ochtend is heet,

De lucht is blauw, de lucht is blauw.

5. Gebroken door windschermen.

De stormachtige rand wordt bewaakt.

Het vreugdevuur is weg

Schuddende wang, slippend gekletter.

Navali, broer, had daar berouw over,

Hoe ben je hier gekomen.

6. De rivier stroomde over, maar ontevreden in een leeg glas.

Het maakt ons niet uit!

Naar de kazerne zouden:

Als een klerk de waarheid, trek je laarzen uit

En klim in het droge, en droom van een bos

Hetzelfde, hetzelfde, hetzelfde.