Господи - Максим Фадеев

Падают стены, опущены головы, выключен свет.

Их имена обозначит на плитах холодный рассвет.

Как полустертые мутные призраки в тягостном сне,

Словно распятые, эти ладони скользят по стене.

Выпиты, выпиты вены из белых растянутых рук,

Не развести темноту обессиленным даже для мук.

Нехотя, нехотя тают остатки изломанных лиц,

Снова танцует в размытых глазах повелительно шприц.

Слышишь!

Господи, Господи.

Господи, Господи.

Господи, Господи.

Господи, Господи.

Умоляю, останови эти руки.

Умоляю и не молчи ты же можешь.

На колени медленно, медленно встану.

Отрешены за пределом спасительных правил и слов,

Жало проникнет и будет опять уговаривать кровь.

Белую, белую и воспаленную всю от грехов,

Обозначает их имя на плитах холодный восход.

Выпиты, выпиты вены из белых растянутых рук,

Не развести темноту обессиленным даже для мук.

Нехотя, нехотя тают остатки изломанных лиц,

Снова танцует в размытых глазах повелительно шприц.

Слышишь!

Господи, Господи.

Господи, Господи.

Господи, Господи.

Господи, Господи.

Умоляю, останови эти руки.

Умоляю и не молчи ты же можешь.

На колени медленно, медленно встану.

Господи, Господи

Господи, Господи.

Господи, Господи.

Господи, Господи.

Умоляю, останови эти руки.

Умоляю и не молчи ты же можешь.

На колени медленно, медленно встану.

Muren vallen, hoofden naar beneden, lichten uit.

Hun namen zullen bij de koude dageraad op de borden staan.

Als halfgewiste modderige geesten in een pijnlijke droom,

Als gekruisigd glijden deze handpalmen langs de muur.

Dronken, dronken aderen van gestrekte witte handen,

Verdun de duisternis niet, zelfs niet voor kwelling.

Met tegenzin, met tegenzin, smelten de overblijfselen van gebroken gezichten,

De spuit danst weer heerszuchtig in wazige ogen.

Hoor je!

Heer, Heer.

Heer, Heer.

Heer, Heer.

Heer, Heer.

Ik smeek je, stop met deze handen.

Ik smeek je, zwijg niet, dat kan.

Op mijn knieën, langzaam, langzaam opstaan.

Verworpen voorbij het redden van regels en woorden,

De angel dringt door en zal het bloed weer overhalen.

Wit, wit en overal ontstoken van zonden,

De koude zonsopgang markeert hun naam op de borden.

Dronken, dronken aderen van gestrekte witte handen,

Verdun de duisternis niet, zelfs niet voor kwelling.

Met tegenzin, met tegenzin, smelten de overblijfselen van gebroken gezichten,

De spuit danst weer heerszuchtig in wazige ogen.

Hoor je!

Heer, Heer.

Heer, Heer.

Heer, Heer.

Heer, Heer.

Ik smeek je, stop met deze handen.

Ik smeek je, zwijg niet, dat kan.

Op mijn knieën, langzaam, langzaam opstaan.

Heer, Heer

Heer, Heer.

Heer, Heer.

Heer, Heer.

Ik smeek je, stop met deze handen.

Ik smeek je, zwijg niet, dat kan.

Op mijn knieën, langzaam, langzaam opstaan.