Волки - Крестовый туз

Среди стаи волков нахожусь я в лесу, —

Не снимая оков тяжкий крест свой несу…

Я совсем не вожак, я совсем не щенок, —

Мне всего четвертак и двенадцать — мой срок…

Я по волчьему выть привыкаю теперь, —

Невозможно тут жить, если сам ты не зверь!

Они смотрят в упор, и глаза их, как щелки…

Здесь колючий забор и вокруг воют волки!

Их кнутами секут тоже волки, но те За забором живут, а к запретной черте

Приближаются лишь, чтобы службу нести,

И других, что внутри, гладить против шерсти…

А захочешь уйти — сразу щелкнет затвор,

И сержант молодой приведет приговор!

На холодном снегу, по дороге к поселку,

Зарычат и замрут эти серые волки,

Зарычат и замрут, ощетинивши пасть,

Только пуля — не кнут, и заставит упасть!

Этих серых волков на холодном снегу,

Их незрячих зрачков я забыть не могу!..

Все лютей и лютей стая день ото дня…

И легко, без затей озверила меня…

И так хочется выть на луну от тоски, —

Если зверем не быть — раздерут на куски!

Вот мой волчий билет, вот мой пропуск в тайгу…

Я без стаи волков больше жить не могу!..

Они смотрят в упор и горят их глаза,

И нельзя за забор, отдышаться нельзя!..

Я зачем этот стих написал — не пойму…

Я ведь тоже из них, кстати все, мне пора,

Надо выть на луну…

Tussen een roedel wolven ben ik in het bos, -

Zonder de boeien te verwijderen, draag ik mijn zware kruis ...

Ik ben helemaal geen leider, ik ben helemaal geen puppy, -

Ik ben pas kwart en twaalf - mijn termijn ...

Ik raak er nu aan gewend om te huilen als een wolf, -

Het is onmogelijk om hier te wonen als je zelf geen dier bent!

Ze zien er puntloos uit en hun ogen zijn als spleetjes...

Er is een doornige omheining en wolven huilen in het rond!

Wolven geselen ze ook met zwepen, maar die achter het hek leven, maar aan de verboden lijn

Alleen naderen om te dienen,

En anderen die binnen zijn, aaien tegen de wol...

En als je weg wilt, klikt de sluiter meteen,

En de jonge sergeant zal het vonnis vellen!

Op de koude sneeuw, op de weg naar het dorp,

Deze grijze wolven zullen brullen en bevriezen,

Ze grommen en verstijven, terwijl ze hun mond stoten,

Alleen een kogel is geen zweep en zal je laten vallen!

Die grijze wolven in de koude sneeuw

Ik kan hun blinde pupillen niet vergeten!..

Alle felle en felle kudde van dag tot dag ...

En gemakkelijk, zonder poespas, brutaliseerde me ...

En dus wil ik huilen van verlangen naar de maan, -

Als je geen beest wordt, zullen ze je aan stukken scheuren!

Hier is mijn wolventicket, hier is mijn pas voor de taiga...

Ik kan niet meer zonder een roedel wolven!..

Ze kijken recht voor zich uit en hun ogen branden,

En je kunt niet over het hek, je kunt niet op adem komen!..

Waarom ik dit vers schreef - ik begrijp het niet...

Ik ben trouwens ook een van hen, dat is het, ik moet gaan,

Moet naar de maan...