Grenzen der Menschheit - Leichenwetter

Hebt er sich aufwärts

Und berührt

Mit dem Scheitel die Sterne

Und mit ihm spielen

Wolken und Winde.

Wenn der uralte,

Heilige Vater

Mit gelassener Hand

Aus rollenden Wolken

Segnende Blitze

Über die Erde sät,

Küss ich den letzten

Saum seines Kleides.

Denn mit Göttern

Soll sich nicht messen

Irgendein Mensch.

Stehet er mit festen,

Markigen Knochen

Auf der wohlgegründeten

Dauernden Erde,

Reicht er nicht auf,

Nur mit der Eiche

Oder der Rebe

Sich zu vergleichen.

Denn mit Göttern

Soll sich nicht messen

Irgendein Mensch.

Was unterscheidet

Götter von Menschen?

Dass viele Wellen

Vor jenen wandeln

Ein ewiger Strom:

Uns hebt die Welle,

Verschlingt die Welle

Und wir versinken.

Denn mit Göttern

Soll sich nicht messen

Irgendein Mensch.

Heilige Vater…

Denn mit Göttern

Soll sich nicht messen

Irgendein Mensch.

Gaat hij omhoog?

en aangeraakt

Met de kroon van de sterren

En speel met hem

wolken en wind.

Als de oude

heilige Vader

Met een vaste hand

Van rollende wolken

Zegen Bliksem

over de aarde zaait,

Ik kus de laatste

zoom van zijn jurk.

Want met goden

Zou niet moeten concurreren

elk mens

Staat hij standvastig,

pittige botten

Op goed onderbouwde

permanente aarde,

Is het niet genoeg?

Alleen met de eik

Of de wijnstok

te vergelijken.

Want met goden

Zou niet moeten concurreren

elk mens

wat verschilt?

goden van mensen?

Zoveel golven

loop voor hen

Een eeuwige stroom:

De golf tilt ons op

Slikt de golf in

En we zinken.

Want met goden

Zou niet moeten concurreren

elk mens

Heilige Vader…

Want met goden

Zou niet moeten concurreren

elk mens