Узник, соч. 78, № 6 - Фёдор Иванович Шаляпин, Жан Базилевский, Антон Григорьевич Рубинштейн

Сижу за решеткой

В темнице сырой,

Да вскормленный на воле

Орелик молодой.

Эх, и да вскормленный на воле

Орелик молодой.

Мой верный товарищ,

Махая крылом,

Да кроваву пищу

Клюет под окном.

Эх, и да кроваву пищу

Клюет он под окном.

Клюет он и бросает

И смотрит в окно

Да как будто со мною

Задумал он одно.

Эх, и да как будто со мною

Задумал одно.

Зовет меня он взглядом

И криком своим

И он вымолвить хочет:

«Давай, брат, улетим».

Мы вольные птицы,

Пора, брат, пора,

Да острог нам не батька,

Тюрьма нам не сестра.

Эх, да и острог нам не батька,

Тюрьма нам не сестра.

Туда, где синеют

Морские края,

Туда, где гуляет

Лишь ветер да я.

Эх, и да туда, где гуляет

Лишь ветер да я.

ik zit achter de tralies

In een vochtige kerker,

Ja, in het wild gevoerd

De adelaar is jong.

Oh, en ja, gratis gevoed

De adelaar is jong.

Mijn trouwe vriend

klapperende vleugels,

Ja verdomd eten

Pikt onder het raam.

Eh, en ja verdomd eten

Hij pikt onder het raam.

Hij pikt en gooit

En kijkt uit het raam

Ja, als bij mij

Hij dacht aan één ding.

Oh, en ja, als bij mij

Dacht aan een.

Hij belt me ​​met een blik

En met je huil

En hij wil zeggen:

'Kom op, broer, laten we wegvliegen.'

Wij zijn vrije vogels

Het is tijd broer, het is tijd

Ja, de gevangenis is niet onze vader,

De gevangenis is niet onze zus.

Eh, ja, en de gevangenis is niet onze vader,

De gevangenis is niet onze zus.

Waar ze blauw worden

zeeranden,

waar hij loopt

Alleen de wind en ik.

Oh, en ja, waar hij loopt

Alleen de wind en ik.