Проводник - ДДТ

Что мне расскажет спящий проводник?

Пустые, дребезжащие стаканы

На столике купейном у окна,

Несущегося мимо станции, вспорхнувшей в темноте.

Мента, курящего в кулак

заснеженной пустыни, точнее — глубины.

Где, как нетрезвый, глупый ученик,

стыдливо вывернув карманы, —

мир наш пред Господом поник.

Когда со мною встретится она — веселая, без грима,

проявятся ли строчки на листе

бумаги, что я комкал и таскал

в башке своей, как в мусорной корзине,

поверив благородной пантомиме — ее безмолвной красоте?

Когда минуты станут длинными руками

неотвратимой смерти,

чем время будем мерить мы?

Во что сыграем с ветром, облаками — одни среди зимы?

Что мне расскажет Родина моя

с плывущими кусками на экране

Любви замерзшей, вьюгой февраля,

в пустой и темной пропасти зрачка

по расширяющейся звездной пилораме?

С водой технической, прокисшей в кране,

в разбитом шприце тощего торчка,

что в туалете просыпается, зевая,

и смотрит на поля.

Страж у дороги — пухлый снеговик,

смотрящий зорко черными углями

на сползший в яму старый грузовик,

и тусклый мат, и полный жизни крик.

Заливисто сверкает детвора,

лишенная абстрактного мышления,

мир символов нелепых разрушая,

ни с чем чужим взгляд этот не мешая,

сметает нас, как мусор со двора.

Что мне расскажет нищая старуха

на злом перроне, с полным котелком

картошки сваренной —

назойливая муха,

под хамством мокнущая, как под кипятком?

За поездом устало семенит —

глазами, полными разлуки и труда,

руками, верными прощению и ласке.

— Сынки, еда… — чуть слышно говорит, —

кому, сыночки, деточки, — беда.

Что мне расскажут эти города:

Многоэтажки, склады, чьи-то норы,

Одушевленные граффити гаражи

и серые бетонные заборы?

Унылая, неверная среда

всех дней недели, ловит поезда,

что до смерти ей надоели.

Окраин грязных этого покоя

никто не ценит, верится с трудом,

что столько поколений есть в крови сего надоя.

Но там, где третий, рядом ещё двое,

и свечкой теплятся церквушка и роддом.

Куда они все едут?

Что влечет

нас всех в пространствах этих дальних,

что в этих городах суицидальных

где точно всё и всё так любит счёт?

Там всё конечно, кроме пустяков,

что вечностью особенно любимы.

И хочется простить мне остряков,

в пространство бросивших:

«НЕТ, НЕ РАБЫ МЫ!»

Wat zal de slapende conducteur me vertellen?

Lege, rammelende glazen

Op de coupétafel bij het raam,

Fladderend in het donker langs het station rennen.

Menta roken in vuist

besneeuwde woestijn, meer precies - diepten.

Waar, als een dronken, domme student,

schuchter zijn zakken opendraaiend, -

onze vrede voor de Heer is neergebogen.

Als ze me ontmoet - vrolijk, zonder make-up,

zullen de lijnen op het blad verschijnen?

papieren die ik verfrommelde en sleepte

in zijn hoofd, als in een prullenbak,

de nobele pantomime geloven - zijn stille schoonheid?

Wanneer de minuten lange armen worden

onvermijdelijke dood,

Hoe gaan we de tijd meten?

Wat zullen we spelen met de wind, wolken - alleen midden in de winter?

Wat zal mijn vaderland me vertellen?

met zwevende stukjes op het scherm

Bevroren liefde, sneeuwstorm in februari,

in de lege en donkere afgrond van de pupil

door de uitdijende sterzagerij?

Met technisch water, zuur in de kraan,

in de kapotte spuit van een magere junkie,

die wakker wordt op het toilet, geeuwen,

en kijkt naar de velden.

De bewaker bij de weg is een mollige sneeuwman,

waakzaam kijken met zwarte kolen

op een oude vrachtwagen die in een put gleed,

en een doffe mat, en een kreet vol leven.

De kinderen fonkelen vrolijk,

verstoken van abstract denken,

de wereld van belachelijke symbolen vernietigen,

deze look zonder zich met iets anders te bemoeien,

veegt ons weg als afval van de tuin.

Wat zal de bedelaar oude vrouw me vertellen?

op een kwaadaardig platform, met een volle pot

gekookte aardappels -

vervelende vlieg,

nat worden onder grofheid, zoals onder kokend water?

Achter de trein hakt het moe -

ogen vol scheiding en arbeid,

handen trouw aan vergeving en genegenheid.

- Zonen, eten ... - zegt hij met een nauwelijks hoorbare stem, -

die, zonen, kinderen, in de problemen zit.

Wat deze steden me zullen vertellen:

Hoogbouw, pakhuizen, iemands gaten,

Geanimeerde graffiti garages

en grijze betonnen hekken?

Saaie, ontrouwe omgeving

alle dagen van de week, haalt treinen,

dat ze zich dood verveelde.

Buitenwijken van deze vuile rust

niemand waardeert, moeilijk te geloven,

dat er zoveel generaties in het bloed van deze melk zitten.

Maar waar de derde is, zijn er nog twee in de buurt,

en de kerk en de kraamkliniek gloeien als een kaars.

Waar gaan ze allemaal heen?

Wat houdt het in?

wij allemaal in deze verre ruimten,

dat in deze steden suïcidaal

waar is alles en iedereen zo dol op tellen?

Alles is er natuurlijk, behalve kleinigheden,

dat de eeuwigheid bijzonder geliefd is.

En ik wil mijn verstand vergeven,

in de ruimte van degenen die hebben gegooid:

"NEE, WIJ ZIJN GEEN SLAVEN!"