Рождественский романс - Владимир Туриянский

Опять зима, и все как мир старо.

Бесшумно, в полусумраке аллей

смирительной рубашечкой белея,

идет снежок — рассеянный Пьеро.

Чернеет взвод продрогших тополей

у станции в почетном карауле,

огни последних поездов блеснули,

как пригоршня тускнеющих углей.

Крадется без дороги, наугад,

морозный вечер под руку со снегом,

как два зека, измученных побегом,

они бредут куда глаза глядят.

И так они идут через поля,

которым не видать конца и края.

Как белый снег над крышей пролетает,

здесь пролетела молодость моя.

Благослови господь мой бедный стол,

дрожит свеча — вот кровь твоя и тело.

Как быстро время жизни пролетело,

как календарь — листочек за листом.

И ровно в полночь старое кино,

и маленькие праздники из детства,

и пахнет хлебом, и тепло на сердце.

Все было так недавно и давно.

Het is weer winter en alles is zo oud als de wereld.

Stil, in het halfduister van de steegjes

wit worden met een dwangbuis,

het sneeuwt - verstrooide Pierrot.

Een peloton gekoelde populieren wordt zwart

op het station in de erewacht,

de lichten van de laatste treinen flitsten,

als een handvol verwelkende kolen.

Sluipt willekeurig zonder weg,

ijzige avond onder de arm met sneeuw,

als twee veroordeelden, uitgeput door ontsnapping,

ze dwalen af ​​waar hun ogen kijken.

En zo gaan ze door de velden,

waarvan het einde nog niet in zicht is.

Terwijl witte sneeuw over het dak vliegt,

Hier vloog mijn jeugd voorbij.

God zegene mijn arme tafel

de kaars beeft - hier is je bloed en lichaam.

Wat is de tijd snel voorbij gevlogen

als een kalender - blad voor blad.

En precies om middernacht de oude film

en kleine vakanties uit de kindertijd,

en ruikt naar brood, en warmte in het hart.

Alles was zo recent en lang geleden.