Die Wellen - Einstürzende Neubauten

Was soll ich jetzt mit euch, ihr Wellen, ihr, die ihr euch nie

Entscheiden könnt, ob ihr die ersten oder letzten seid?

Die Küste wollt ihr definieren mit eurem ständigen Gewäsch

Sie zisilieren mit eurem Kommen, eurem Gehen

Und doch weiss niemand wie lang die Küste wirklich ist

Wo das Land aufhört, das Land beginnt, denn ständig ändert

Ihr die Linie, Länge, Lage, mit dem Mond und unberechenbar

Beständig nur ist eure Unbeständigkeit

Siegreich letztendlich, denn sie höhlt, wie oft beschworen

Steine, mahlt den Sand, so fein wie Stundengläser

Eieruhren ihn brauchen, zum Zeitvermessen und für den

Unterschied von hart und weich

Siegreich auch weil niemals müde, den Wettbewerb, wer

Von uns beiden zuerst in Schlaf versinkt, gewinnt ihr, oder

Du, das Meer noch immer, weil du niemals schläfst

Obwohl selbst farblos, erscheinst du blau wenn in deiner

Oberfläche ruhig sich der Himmel spiegelt, ein Idealparkour

Zum wandeln für den Sohn des Zimmermanns, das wandelbarste Element

Und umgekehrt wenn du bist, wild, und laut und tosend

Deine Brandung, in deine Wellenberge lausch' ich

Und aus den höchsten Wellen, aus den Brechern

Brechen dann die tausend Stimmen, meine, die von gestern

Die ich nicht kannte, die sonst flüstern und alle anderen

Auch, und mittendrin der Nazarener;

Immer wieder die famosen, fünfen, letzten Worte:

Warum hast du mich verlassen?

Ich halt dagegen, brüll' jede Welle einzeln an:

Bleibst du jetzt hier?

Bleibst du jetzt hier?

Bleibst du jetzt hier, oder was?

Wat moet ik nu met je doen, jij zwaait, jij die nooit

Kunt u beslissen of u de eerste of de laatste bent?

Je wilt de kust definiëren met je constante gebabbel

Ze stemmen overeen met je komen, je gaan

En toch weet niemand hoe lang de kust werkelijk is

Waar het land eindigt, begint het land, want het verandert voortdurend

Haar de lijn, lengte, locatie, met de maan en onvoorspelbaar

Alleen jouw vergankelijkheid is constant

Uiteindelijk zegevierend, want het holt uit, zoals vaak wordt opgeroepen

Stenen, maal het zand zo fijn als zandlopers

Eierwekkers hebben het nodig, om de tijd te meten en voor de

verschil tussen hard en zacht

Zegevierend ook omdat de concurrentie nooit moe is wie

Val als eerste in slaap van ons allebei, jij wint, of

Jij, de zee nog steeds, omdat je nooit slaapt

Hoewel je zelf kleurloos bent, lijk je blauw als je in je

Het oppervlak wordt rustig weerspiegeld in de lucht, een ideale parkour

Lopen voor de zoon van de timmerman, het meest veranderlijke element

En vice versa als je wild, en luid en brullend bent

Jouw branding, ik luister naar jouw golven

En van de hoogste golven, van de branding

Dan breken de duizend stemmen, de mijne, die van gisteren

Wie ik niet kende, die meestal fluistert en alle anderen

Ook, en te midden van de Nazarener;

Keer op keer de beroemde vijf laatste woorden:

Waarom heb jij mij verlaten?

Ik houd me in, schreeuw tegen elke golf afzonderlijk:

blijf je nu hier?

blijf je nu hier?

Blijf je nu hier of zo?