Im Ich - Das Ich

Zerzaust in Kleidern und Gebärden

Blicke ziehen Runden mit Begehren

Auf Tafelrunden liegen Sklaven

Als Frühgeburten gargekocht

Unter uns in kalten Kellern

Warten Weiber auf Geburten

Verkrampfte Schreie speien Kinder

Händler warten sie zu wiegen

Starke Männer werden trunken

Wenn sie kaltes grauen küßt

Verstumpfte Glieder werden weinen

Weil mit Hoffnung nichts verdient

Ein kränklich armes müdes Volk

Verschließ die Ohren hören Schmerzen

Vor tiefem Abgrund stehen Richter

Das Ich im Ich ist kein Idol

In Nebenzimmern blühen Hirne

Die sich selber recht genannt

Aus dem Fenster stiert ein Schädel

Der den Weisen stumm erzählt

Von tiefster Seele steigen Klagen

Weil die Herrschaft uns verdreht

An kahlen Felsen strömen Säfte

Die von Tieren ausgepresst

Fleischkollonnen stehen Schlange

Vor den Toren vieler Ahnen

Aus den Mäulern kreischen Stimmen

Die mit Haß sind aufgefüllt

Von Seuchenadern tropfen Gifte

Tränket unsre neue Bibel

Verdörrte Hände schufen Nerven

Das Ich im Ich ist angezapft

Ich streite einsam mich

Mit dieser oberflächen Welt

Gutes sei ein löblich Brot

Von dem ich zehre bis zum Tod

Slordig in kleding en gebaren

Blikjes trekken rondjes met verlangen

Slaven liggen op ronde tafels

Gekookt als premature baby's

Onder ons in koude kelders

Vrouwen wachten op geboortes

Stuiptrekkingen schreeuwen kinderen spugen

Handelaren wachten om ze te wegen

Sterke mannen worden dronken

Wanneer koud grijs haar kust

Verdoofde ledematen zullen huilen

Omdat hoop niets oplevert

Een ziekelijk arme vermoeide mensen

Sluit je oren hoor pijn

Rechters staan ​​voor een diepe afgrond

De ik in de ik is geen idool

Hersenen bloeien in aangrenzende kamers

die zichzelf terecht hebben genoemd

Een schedel staart uit het raam

Wie vertelt de wijzen in stilte

Klaagliederen stijgen op uit de diepten van de ziel

Omdat overheersing ons verdraait

Sappen stromen van kale rotsen

De geperst door dieren

Vleeskolommen staan ​​in de rij

Aan de poorten van vele voorouders

Stemmen gierden uit hun mond

Degenen met haat zijn gevuld

Gif druipt uit pestaders

Geef onze nieuwe Bijbel water

Verdorde handen zorgden voor zenuwen

De ik in de ik wordt getikt

ik vecht eenzaam

Met deze oppervlaktewereld

Goed is een prijzenswaardig brood

Waarvan ik voed tot de dood