Tagesraunen - Bergthron

Wenn die riesigen Eisschollen im warmen Tauwind bersten

Und sich krachend übereinander türmen

Dann hört ihr das Donnern des Eisganges

Dann steht ihr inmitten Lif und Lifthrasirs lebensspendendem Atem

Dann zeigt euch das Leben wie zäh es ist

— selbst das starre Eise bricht

Seht ihr wie die holde Sonne sich im offenen Wasser wieder erblickt

Sich lang betrachtend, dreht und wendet

Und vor lauter Freude ihr goldenes Auge blitzt

Wie sie ihre hellen Haare schmückt

Wie sie sanft in den Wellen tanzt und hüpft

Wie sie nach der langen, entbehrungsvollen Zeit

All die winzigen, sich nach Licht und Wärme windenden Geschöpfe

Mit ihrem wiedererstrahlten Antlitz beglückt und bescheint

Hört ihr, wie all die großen und kleinen Geister rufen —

Da Ihr nun die Ehre, ein begrüßendes und schallendes Lachen gebährt!

Toen de enorme ijsschotsen barsten in de warme dooiwind

En met een klap op elkaar stapelen

Dan hoor je de donder van het ijs drijven

Dan sta je temidden van de levengevende adem van Lif en Lifthrasir

Dan zal het leven je laten zien hoe zwaar het is

- zelfs het stijve ijs breekt

Zie je hoe de heerlijke zon zichzelf weer ziet in het open water

Lang naar jezelf kijken, draaien en draaien

En haar gouden ogen schitteren van pure vreugde

Hoe ze haar lichte haar versiert

Terwijl ze zachtjes danst en springt in de golven

Zoals zij na de lange, achtergestelde tijd

Alle kleine wezens kronkelen om licht en warmte

Blij en straalde met haar vernieuwde gezicht

Hoor je hoe alle grote en kleine geesten roepen...

Omdat je nu de eer hebt van een verwelkomend en klinkend gelach!