Hieronder staat de songtekst van het nummer Elegy - Written In A Country Churchyard , artiest - Rick Wakeman met vertaling
Originele tekst met vertaling
Rick Wakeman
The curfew tolls the knell of parting day
The lowing herd winds slowly o’er the lee
The ploughman homeward plods his weary way
And leaves the world to darkness
And to me
Now fades the glimmering landscape on the site
And all the air a solemn stillness holds
Save where the beetle wheels his drewning flight
And drowsy tinklings lull the distant folds
Save that from yonder isly mantle tower
The moping owl doest to the moon complain
Of such as, wondering near her secret bower
Molest her ancient solitary reign
Beneath those rugged elms that yew tree shade
Where heaves the turf in many a mouldering heap
Each in his narrow cell forever laid
The rude forefathers of the hamlets
The breezy call of incense breathing morn
The swallow twittering from the strawdirt church
The cock’s shrill clarion of the echoing hoard
No more to arouse them from their noble death
For them no more the blazing hearths will burn
Or busy housewifes ply their evening care
No children run to list their sires return
Or climb his knees, the envied kiss to share
Oft' did the harvest to their sick weald
Their furrow oft' a stubborn glebe was broke
How jockened did they drive their team afield
How bowed the woods beneath their sturdy stroke
Let not ambition rock their useful toil
Their homely joys and destiny obscure
Nor grandeur here with a disdainful smile
The short and simple annals of the poor
The boast of heraldry
The pomp of power
And all that beauty
All that wealth 'er-gave
Awakes alike the inevitable hour
The paths of glory lead but to the grave
Nor you 'ere prow
Impute to these the fault of memory
Or their tool no trophies raise
Where through the long drawn aisle
Of threaded vault
The peeling anthem swells a note of praise
The stored urn or animated bust
Back to its mansion call the fleeting breath
Can honour’s voice provoke the silent dust
Or flattery soothe the dull cold ear of death
Perhaps in this neglected spot is laid some heart
Once pregnant with celestial fire
Hands that the rod of empire might have swayed
Or wake to ecstasy
The living liar
The knowledge to their eyes
Her ample page
Rich with the spoils of time
Did n’er unroll
'Til penury repressed their noble rage
And froze the genial current of the soul
For many a gem of purest ray serene
The dark unfathomed caves of ocean bear
For many a flower is born to blush unseen
And wasted sweetness on the desert air
Some village hamlet
But with dauntless breast the little tyrant of his fields
Withstood some mute and glorious pilgrim
Here may rest
Some Cromwell guiltless of his country’s blood
The applause of listening senates to command
The threats of pain and ruin to despise
To scatter plenty o’er a smiling land
And weave their history in a nation’s eyes
Their lot forbade
Nor circumscribed alone their growing virtues
But their crimes confide
The mad to wade through slaughter to a throne
And shut the gates of mercy on mankind
The struggling pangs of concious truth to hide
To quench the blushes of ingenious shame
Or heat the shrine of luxury and pride
With incense kindled at the muses' flame
Far from the madding crowds
Ingnoble strife
Their sober wishes never learned to stray
Along the cool sequestered vale of life
They kept the noiseless tenor of their way
Yet in these bones, from insult
To protect some frail memorial
Still erected nigh
With uncouth rhymes
And shapeless sculptured debt
Implores the passing tribute of a sigh
Their name
Their years
Spelt by the unlettered muse
The place of fame and elegy supply
And many a holy text around she strews
That teach the rustic moralist to die
For who, to dumb forgetfulness at pray
This pleasing anxious being 'er resigned
Left the warm precints of the cheerful day
Or cast one longing, lingering look behind
On some fond breast the parting soul relies
Some pious drops the closing eye requires
E’en from the tomb
The voice of nature cries
E’en in our ashes live their wonted fires
To thee, who mindful of the un-honoured dead
Doest in these lines their artless tale relate
If chance, by lonely contemplation led
To some kindred spirit, should enquire thy fate
Happily some hoary headed swain may say
Oft' we’ve seen him at the peep of dawn
Brushing with hasty steps the dews away
To meet the sun upon the aplen lawn
There at the foot of yonder nodding beach
That weaves its old fantastic route so high
Its listless length at moontide
Would he stretch
And pour upon the brook that babbles by
Hard by yon wood
Now smiling at him scorn
Muttering his wayward fancys he would roam
Now drooping
Would for one
Like one forlorn
Or crazed with care
Or crossed in hopeless love
One morn' I missed him on the 'customed hill
Along the heath
And near his favourite tree
Another came
Nor yet beside the rill
Nor up the lawn
Nor at the wood was he
The next
Its dirges due in sad array
Slow through the churchway path
We saw him borne
Approach and read
For thou canst read
The ley graved on the stone
Beneath yon aged thorn
Here rests his head
Upon the lap of earth
The youth to fortune and to fame unknown
Fair science frowned not on his humble birth
And melancholy marked him for her own
Large was his bounty
And his soul sincere
Heaven did a recompense as largely send
He gave to misery all he had
A tear, he gained from heaven
T’was all he wished
A friend
No father seek his merits to disclose
Or draw his frailties from their dread abode
There they alike in trembling hope repose
The bosom of his father and his god
De avondklok luidt de dag van afscheid
De loeiende kudde kronkelt langzaam over de luwte
De ploeger naar huis ploetert zijn vermoeide weg
En laat de wereld in het duister
En aan mij
Nu vervaagt het glinsterende landschap op de site
En alle lucht die een plechtige stilte vasthoudt
Bewaar waar de kever zijn trekvlucht maakt
En slaperig gerinkel sussen de verre plooien
Red dat van ginds isly mantel tower
De dwepende uil klaagt over de maan
Zoals, zich afvragen in de buurt van haar geheime prieel
Molesteerde haar oude eenzame heerschappij
Onder die ruige iepen die schaduw van taxusbomen
Waar de grasmat in menig vermolmde hoop ligt
Elk in zijn nauwe cel voor altijd gelegd
De onbeschofte voorouders van de gehuchten
De luchtige roep van wierook die morgen ademt
De zwaluw kwettert vanuit de strovuilkerk
Het schrille klaroen van de haan van de weergalmende schat
Niet meer om ze uit hun nobele dood te wekken
Voor hen zullen de laaiende haarden niet meer branden
Of drukke huisvrouwen zorgen voor de avondzorg
Geen kinderen rennen om hun vaders terugkeer te vermelden
Of op zijn knieën klimmen, de benijde kus om te delen
Oft' deed de oogst aan hun zieke weald
Hun voren vaak een koppige glebe was kapot
Hoe jockened hebben ze hun team het veld uitgejaagd?
Hoe boog het bos onder hun stevige slag
Laat ambitie hun nuttige zwoegen niet opschudden
Hun huiselijke geneugten en bestemming duister
Noch grandeur hier met een minachtende glimlach
De korte en eenvoudige annalen van de armen
De opschepperij van de heraldiek
De pracht van de macht
En al dat moois
Al die rijkdom 'er-gaf'
Ontwaakt zowel het onvermijdelijke uur
De paden van glorie leiden maar naar het graf
Noch je bent boeg
Geef deze de schuld van het geheugen
Of hun tool levert geen trofeeën op
Waar door het langgerekte gangpad
Van kluis met schroefdraad
Het afbladderende volkslied zwelt een noot van lof aan
De opgeslagen urn of geanimeerde buste
Terug naar zijn landhuis, noem de vluchtige adem
Kan de stem van eer het stille stof uitlokken?
Of vleierij verzacht het doffe, koude oor des doods
Misschien wordt er op deze verwaarloosde plek een hart onder de riem gestoken
Eenmaal zwanger van hemels vuur
Handen die de roede van het rijk misschien hebben laten zwaaien
Of wakker worden met extase
De levende leugenaar
De kennis in hun ogen
Haar ruime pagina
Rijk met de buit van de tijd
Niet uitgerold
Tot de armoede hun nobele woede onderdrukte
En bevroor de geniale stroom van de ziel
Voor velen een juweel van de zuiverste straal sereen
De donkere, ondoorgrondelijke grotten van de oceaanbeer
Voor velen is een bloem geboren om ongezien te blozen
En verspilde zoetheid aan de woestijnlucht
Een dorpsgehucht
Maar met onverschrokken borst de kleine tiran van zijn velden
Weerstond een stomme en glorieuze pelgrim
Hier kan rusten
Een of andere Cromwell onschuldig aan het bloed van zijn land
Het applaus van luisterende senaten om te bevelen
De bedreigingen van pijn en verderf om te verachten
Om veel over een lachend land te verspreiden
En weven hun geschiedenis in de ogen van een natie
Hun lot verbood
Noch begrensd alleen hun groeiende deugden
Maar hun misdaden vertrouwen
De gek om door de slachting te waden naar een troon
En sluit de poorten van genade voor de mensheid
De worstelende pijnen van de bewuste waarheid om te verbergen
Om de blos van ingenieuze schaamte te doven
Of verwarm het heiligdom van luxe en trots
Met wierook ontstoken bij de vlam van de muzen
Ver weg van de drukte
Onnozele strijd
Hun nuchtere wensen hebben nooit geleerd af te dwalen
Langs de koele afgezonderde vallei van het leven
Ze behielden de geruisloze tenor van hun manier
Maar in deze botten, van belediging
Om een kwetsbare herdenking te beschermen
Nog steeds bijna opgericht
Met lompe rijmpjes
En vormeloze gebeeldhouwde schuld
Smeekt om het voorbijgaande eerbetoon van een zucht
Hun naam
hun jaren
Gespeld door de ongeletterde muze
The place of fame and elegy supply
En menig heilige tekst om zich heen verspreidt ze
Die de rustieke moralist leren te sterven
Voor wie, tot domme vergeetachtigheid bij het bidden
Dit aangename angstige wezen heeft ontslag genomen
Verliet de warme streken van de vrolijke dag
Of werp één verlangende, slepende blik achterom
Op een dierbare borst vertrouwt de scheidende ziel
Enkele vrome druppels die het sluitoog nodig heeft
E'en van het graf
De stem van de natuur huilt
E'en in onze as leven hun gewone vuren
Aan u, die de niet-geëerde doden indachtig is
Heeft in deze regels hun ongekunstelde verhaal betrekking?
Als het toeval, door eenzame overpeinzing leidde,
Om een verwante geest, zou uw lot moeten informeren
Gelukkig kan een grijskoppige zwaan zeggen:
Oft' we hebben hem gezien bij het gluren van de dageraad
Borstelen met haastige stappen de dauw weg
Om de zon te ontmoeten op het gazon van Aplen
Daar aan de voet van ginds knikkend strand
Dat weeft zijn oude fantastische route zo hoog
Zijn lusteloze lengte bij maanstij
Zou hij zich uitrekken?
En giet op de beek die voorbij kabbelt
Hard door yon wood
Nu lachend naar hem minachting
Terwijl hij zijn eigenzinnige fantasieën mompelt, zou hij ronddwalen
Nu hangend
Zou voor een
Als een verlatene
Of met zorg gek
Of gekruist in hopeloze liefde
Op een ochtend miste ik hem op de 'aangepaste heuvel'
Langs de heide
En in de buurt van zijn favoriete boom
Een ander kwam
Noch nog naast de rill
Noch het gazon op
Noch in het bos was hij
De volgende
De klaagzangen zijn te wijten in een trieste reeks
Langzaam door het kerkpad
We zagen hem gedragen
Benader en lees
Want je kunt lezen
De ley gegraveerd op de steen
Onder je oude doorn
Hier rust zijn hoofd
Op de schoot van de aarde
De jeugd tot fortuin en roem onbekend
Eerlijke wetenschap fronste zijn wenkbrauwen niet op zijn nederige geboorte
En melancholie markeerde hem voor haar eigen
Groot was zijn premie
En zijn ziel oprecht
De hemel deed een vergoeding als grotendeels verzonden
Hij gaf aan ellende alles wat hij had
Een traan kreeg hij uit de hemel
Het was alles wat hij wenste
Een vriend
Geen enkele vader zoekt zijn verdiensten om bekend te maken
Of zijn zwakheden uit hun gevreesde verblijfplaats halen
Daar rusten ze gelijk in bevende hoop
De boezem van zijn vader en zijn god
Liedjes in verschillende talen
Hoogwaardige vertalingen in alle talen
Vind binnen enkele seconden de teksten die je nodig hebt