Mein Ton - Letzte Instanz

Es fiel mir im Schlaf ein

Oder besser;

ich wachte davon auf

Leichte, ganz feine Wellen im Glas

Woraus ich vermeintlich eben noch getrunken habe

Und das nun noch halbvoll auf meinem Nachttisch steht

Eben war ich noch ein Engel

Nicht in der Heimat der Götter

Oder des einen Gottes.

Nein, ich flog

Ich streifte durch Fürmament und All

Durchs Sterngewölbe

Oder auch einfach nur durch die Stratosphäre

Auf einem gesehenen Ton

Nun weiß ich dass man Töne im Allgemeinen nicht sehen kann

Aber ich schwöre, da war einer

Ich saß oben auf und ritt mit ihm durch die Nacht

Trieb ihn an, den sichtbaren Ton

Unter uns die Millionenlichter meiner Stadt

Ängstliche, fast panische Schreie, vereinzelt natürlich

Erregtes Gestöhn, hier und da

Und um diese Zeit nicht selten

Ummantelt vom gleichmäßigen Motorenbrummen

Die Stadt hat viele Geräusche

Mein Ton jedoch, war der einzige der mich trug

Über all diese Großstadtkakophonie hinweg

Blinzelnd fällt mir ein, dass da noch mehr gewesen sein muss

Ich kann es hören

Der Nachtwind scheint von irgendwo her meine Gardinen mit dieser Musik zu wölben

Die Augen schnell wieder geschlossen

Als Reaktion auf die geisterhafte Bewegung der Gardinen

Sehe ich den Ton wieder

Er bäumt sich

Lässt mich aufsitzen

Und weiter geht’s

Welche Farbe er hat?

Woher soll ich das wissen?

Kannst du Farben beschreiben die durch deinen Kopf streichen?

Von Moment zu Moment ihre Illusion wechseln?

Ich kann es nicht

Und erst recht nicht im Halbschlaf

Allerdings kann ich schon erzählen, wie er aussieht

Denn jetzt, während ich schlafe

Sehe ich ihn ganz deutlich

Ohne erklärbare Farbe zwar

Doch sehe ich die Biegungen und Wendungen

Welche ich ihn nun wieder auf ihm durch die Nacht reitend vollführen lasse

Hier ein Haken, hasengleich

Und hier ein Sprung, wie ihn ein Streitross nicht höher und weiter setzen könnte

Über nichts

Fast scheint es, als tanzten wir zu einem Rhythmus

Der weder ihm, noch mir entspringt

In all ihrer Unregelmäßigkeit scheint die Stadt unter uns zu pulsieren

Schneller, immer schneller reite ich durch die Nacht

Und binde andere Töne

Die bis eben noch irrend durch selbige gezogen waren

An mein Gefährt

Ach, wie herrlich weich, wie breit, wie groß

Wird der Thron auf dem ich nun sitze

Töne lassen sich ganz leicht finden

Wenn man sie nur willkommen heißt

Wunderbare, im Einzelnen glanzlos

Doch im Bund, überaus klingend und stark

Mal traurig, mal froh, mal beruhigend

Dem Kinde zum Schlaf gegeben

Und manchmal aufbrausend wie ein Sturm

Der ungestüm die Blätter vom Baume zum roten Teppich

Für den divenhaften Winter zusammenkehrt

Oh je, wohin führt mich der Weg

Den ich durch die Nacht begonnen?

Fahren mir die Zügel aus der Hand?

Ich sehe kein Land, ich sehe Meer

Ein Meer von Tönen

Selbstständig reihen sie sich ein

In unsere Parade über der Stadt

Ich sitze obenauf

Ein Tropfen rinnt an der Innenseite des Glases herab

Woraus ich gerade eben trinken wollte

Und das nun leer auf meinem Nachttisch steht

Ich bin wach, in mein Bett zurückgekehrt

Zumindest finde ich mich darin wieder

Zugedeckt und wohl überdacht

Höre ich die Sinnphonie

Auf der ich eben noch durch die Nacht geritten bin

Wer zum Teufel noch mal hört um diese Zeit noch Musik

Die ich doch eben erst komponiert habe?

Het viel me op in mijn slaap

Of beter;

ik werd er wakker van

Lichte, zeer fijne golven in het glas

Waar ik zogenaamd net van dronk

En dat staat nog steeds halfvol op mijn nachtkastje

Ik was gewoon een engel

Niet in het huis van de goden

Of de ene god.

Nee, ik vloog

Ik zwierf door het firmament en de ruimte

Door de Star Vault

Of gewoon door de stratosfeer

Op een gezien geluid

Nu weet ik dat je in het algemeen geen geluiden kunt zien

Maar ik zweer dat er een was

Ik zat bovenop en reed met hem door de nacht

Drijfde hem, het zichtbare geluid

Onder ons de miljoen lichten van mijn stad

Angstige, bijna paniekerige kreten, geïsoleerd natuurlijk

Opgewonden gekreun, hier en daar

En niet zelden op dit moment

Ingekapseld in het gestage gebrom van de motor

De stad heeft veel geluiden

Mijn toon was echter de enige die me droeg

Over al deze kakofonie in de grote stad

Knipperend besef ik dat er meer moet zijn geweest

ik kan het horen

De nachtwind lijkt mijn gordijnen te omspannen met deze muziek ergens vandaan

Ogen snel weer dicht

Als reactie op de spookachtige beweging van de gordijnen

Ik zie het geluid weer

Hij steigert

laat me rechtop zitten

En we gaan

Welke kleur is hij?

Hoe moet ik dat weten?

Kun je kleuren beschrijven die door je hoofd gaan?

Hun illusie van moment tot moment veranderen?

ik kan niet

En zeker niet half slapend

Ik kan je echter al vertellen hoe hij eruit ziet

Voor nu terwijl ik slaap

Ik zie hem heel duidelijk

Maar zonder een verklaarbare kleur

Maar ik zie de wendingen

Die ik hem nu de hele nacht weer op hem laat spelen

Hier is een vangst, konijnachtig

En hier een sprong die een oorlogspaard niet hoger en verder kon maken

Over niets

Het lijkt bijna alsof we op een ritme dansten

Die noch van hem, noch van mij komt

In al zijn onregelmatigheid lijkt de stad onder ons te pulseren

Sneller, sneller en sneller rijd ik door de nacht

En bind andere tonen

Die net door hetzelfde was gewandeld

Naar mijn voertuig

Oh, wat heerlijk zacht, hoe breed, hoe groot

Zal de troon zijn waarop ik nu zit

Geluiden zijn gemakkelijk te vinden

Als je ze maar welkom heet

Prachtig, flauw in detail

Maar in de competitie, extreem klinkend en sterk

Soms verdrietig, soms blij, soms rustgevend

aan het kind gegeven om te slapen

En soms raast als een storm

De onstuimige bladeren van de boom naar de rode loper

Kom samen voor de diva-achtige winter

Oh lieverd, waar is het pad dat me leidt?

Ik begon door de nacht?

Raak je de teugels kwijt?

Ik zie geen land, ik zie zee

Een zee van tonen

Ze staan ​​onafhankelijk van elkaar in de rij

In onze parade over de stad

ik zit bovenop

Er loopt een druppel langs de binnenkant van het glas

Waar ik van zou gaan drinken

En die staat nu leeg op mijn nachtkastje

Ik werd wakker, keerde terug naar mijn bed

Ik zie mezelf er in ieder geval wel in

Overdekt en goed gedekt

Ik hoor de Sinnphonie

Waarop ik net door de nacht reed

Wie luistert er in godsnaam nog naar muziek op dit uur

Die ik zojuist heb gecomponeerd?