Made Too Pretty - As Cities Burn

We bear your name,

And you let us say

You are something that you’re not.

As if you were made after we saw our own faces,

And knew we were gods enough.

I think we were made too pretty.

We’re caught up in a stare we cannot break.

We know nothing changes too slowly.

Someday we might come down,

But who’s to really say?

And if we are the body,

How’d the pretty men get so ugly?

How’d he get all these spaces between each limb?

And if there is one thing bigger than my head,

That’s the distance I’ve been mislead.

'Cause I think we were made too pretty.

We’re caught up in a stare and we can’t break.

We know nothing changes too slowly.

And someday I might come down,

Oh, I don’t wanna come down.

I think we became too pretty.

We don’t want a God we don’t see in ourselves don’t see we’re in need.

We don’t want a God we don’t see in ourselves don’t see we’re in need.

I think we were made too pretty.

We’re caught up in a stare and we can’t break.

I think we were made too pretty.

Yeah, so much we don’t see it yet.

We don’t see it.

We know nothing changes too slowly.

Wij dragen uw naam,

En je laat ons zeggen:

Je bent iets dat je niet bent.

Alsof je gemaakt bent nadat we onze eigen gezichten zagen,

En we wisten dat we al goden genoeg waren.

Ik denk dat we te mooi zijn gemaakt.

We zijn gevangen in een blik die we niet kunnen breken.

We weten dat niets te langzaam verandert.

Op een dag kunnen we naar beneden komen,

Maar wie zal het echt zeggen?

En als wij het lichaam zijn,

Hoe zijn de mooie mannen zo lelijk geworden?

Hoe kreeg hij al deze ruimtes tussen elke ledemaat?

En als er één ding groter is dan mijn hoofd,

Dat is de afstand die ik heb laten misleiden.

Omdat ik denk dat we te mooi zijn gemaakt.

We zijn verstrikt in een starende blik en we kunnen niet breken.

We weten dat niets te langzaam verandert.

En op een dag kom ik misschien naar beneden,

Oh, ik wil niet naar beneden komen.

Ik denk dat we te mooi zijn geworden.

We willen geen God die we niet in onszelf zien en die we niet nodig hebben.

We willen geen God die we niet in onszelf zien en die we niet nodig hebben.

Ik denk dat we te mooi zijn gemaakt.

We zijn verstrikt in een starende blik en we kunnen niet breken.

Ik denk dat we te mooi zijn gemaakt.

Ja, zo veel dat we het nog niet zien.

We zien het niet.

We weten dat niets te langzaam verandert.