Les Biches - Jacques Brel, François Rauber, Gérard Jouannest

Elles sont notre premier ennemi

Quand elles s'échappent en riant

Des pâturages de l’ennui

Les biches

Avec des cils comme des cheveux

Des cheveux en accroche-faon

Et seulement le bout des yeux

Qui triche

Si bien que le chasseur s’arrête

Et que je sais des ouragans

Qu’elles ont changés en poètes

Les biches

Et qu’on les chasse de notre esprit

Ou qu’elles nous chassent en rougissant

Elles sont notre premier ennemi

Les biches

De quinze ans

Elles sont notre plus bel ennemi

Quand elles ont l'éclat de la fleur

Et déjà la saveur du fruit

Les biches

Qui passent toute vertu dehors

Alors que c’est de tout leur cœur

Alors que c’est de tout leur corps

Qu’elles trichent

Lorsqu’elles broutent le mari

Ou lorsqu’elles broutent le diamant

Sur l’asphalte bleu de Paris

Les biches

Qu’on les chasse à coups de rubis

Ou qu’elles nous chassent au sentiment

Elles sont notre plus bel ennemi

Les biches

De vingt ans

Elles sont notre pire ennemi

Quand elles savent leur pouvoir

Mais qu’elles savent leur sursis

Les biches

Quand un chasseur est une chance

Quand leur beauté se lève tard

Quand c’est avec toute leur science

Qu’elles trichent

Trompant l’ennui plus que le cerf

Et l’amant avec l’autre amant

Et l’autre amant avec le cerf

Qui biche

Et qu’on les chasse à la folie

Ou qu’elles nous chassent du bout des gants

Elles sont notre pire ennemi

Les biches

D’après vingt ans

Elles sont notre dernier ennemi

Quand leurs seins tombent de sommeil

Pour avoir veillés trop de nuits

Les biches

Quand elles ont le pas résigné

Des pèlerins qui s’en reviennent

Quand c’est avec tout leur passé

Qu’elles trichent

Afin de mieux nous retenir

Nous qui ne servons à ce temps

Qu'à les empêcher de vieillir

Les biches

Et qu’on les chasse de notre vie

Ou qu’elles nous chassent parce qu’il est temps

Elles restent notre dernier ennemi

Les biches

De trop longtemps

Zij zijn onze eerste vijand

Wanneer ze ontsnappen aan het lachen

Weiden van verveling

hert

Met wimpers als haar

Fawn-achtig haar

En alleen het einde van de ogen

wie bedriegt

Dus de jager stopt

En dat ik weet van orkanen

Dat ze veranderden in dichters

hert

En zet ze uit ons hoofd

Of jaag ons blozend achterna

Zij zijn onze eerste vijand

hert

Vijftien jaar oud

Ze zijn onze mooiste vijand

Als ze de glans van de bloem hebben

En nu al de smaak van het fruit

hert

Die alle deugd buiten besteden?

Wanneer het met heel hun hart is

Terwijl het met hun hele lichaam is

dat ze vals spelen

Wanneer ze de man grazen

Of wanneer ze de diamant grazen

Op het blauwe asfalt van Parijs

hert

Laat ze weggejaagd worden met roepies

Of jaag ons weg door te voelen

Ze zijn onze mooiste vijand

hert

twintig jaar oud

Zij zijn onze ergste vijand

Wanneer ze hun kracht kennen

Maar dat ze hun uitstel kennen

hert

Als een jager geluk heeft

Wanneer hun schoonheid laat opstaat

Wanneer het met al hun wetenschap is

dat ze vals spelen

Verveling meer bedriegen dan het hert

En de minnaar met de andere minnaar

En de andere minnaar met het hert

wie wel?

En jaag ze waanzinnig achterna

Of ze jagen ons weg

Zij zijn onze ergste vijand

hert

Na twintig jaar

Zij zijn onze laatste vijand

Wanneer hun borsten uit de slaap vallen

Voor te veel nachten opblijven

hert

Als ze ontslag nemen

Terugkerende pelgrims

Wanneer het met al hun verleden is

dat ze vals spelen

Om ons beter vast te houden

Wij die op dit moment niet dienen

Dan om te voorkomen dat ze oud worden

hert

En jaag ze uit ons leven

Of ze achtervolgen ons omdat het tijd is

Ze blijven onze laatste vijand

hert

Te lang