Songen Åt Fangen - Vreid

So lagde dei lekkjone påmeg

og klaven kring halsen min batt.

Helsa mi pinte dei tåmeg,

men hatet sit enno att !

Å, hadde eg kulor og knivar

som rokk dit eg vilde no,

Gud nåde dålensmann og skrivar,

— dei lagdes snart lik båe tvo !

Å, var eg so giftig som pesten,

og ill som ein eiterormstyng,

Gud nåde dåfengselspresten,

som går her og preikar og syng !

Kvi fa’n kjem den kallen inn til meg,

med song og hallelujadikt?

Kva svartaste er det han vil meg med

Våset um anger og slikt?

E geig ikkje anger i bringa,

og kjem eg meg ein gong pådør

skal kniven påny eg svinga,

med kaldare hat enn før!

Dus maakten ze lekken voor mij

en de klauw om mijn nek.

Mijn gezondheid kwelde hen langzaam,

maar de haat is er nog steeds!

Oh, ik had kogels en messen

die wiegde waar ik nu wilde,

God genade de man van moed en schrijft,

- ze werden al snel gelijk gemaakt aan hen allebei!

Oh, ik was zo giftig als de pest,

og ill som ein eiterormstyng,

God ontferm U over de priester van de kerker,

die hierheen gaat en predikt en zingt!

Whoa, die oproep komt naar mij,

met zang en halleluja gedicht?

Wat is het zwartste waarmee hij me wil hebben

Had je spijt en zo?

E geig icke woede die ik breng,

en ik ga een keer naar de deur

mocht het mes weer draaien,

met koudere haat dan voorheen!