Convite para Vida - António Pinto

Sou morador da favela

Também sou filho de Deus

Não sou de chorar mazelas

Mas meu amor se perdeu

Sou operário da vida

Da vida que Deus me deu

Mas se eu chego atrasado

O meu alguém já comeu

João, José, Jesus, Mané

Tião, Lelé.

Xangô, Bené

É a Cidade de Deus

Só que Deus esqueceu de olhar

A essa gente que não cansa de apanhar

Não vem dizer que a situação é uma questão de trabalhar

Que vai ter nego querendo te advogar

João, José, Jesus, Mané

Tião, Lelé.

Xangô, Bené

Ik ben een inwoner van de favela

Ik ben ook een kind van God

Ik ben niet iemand die kwaad huilt

Maar mijn liefde was verloren

Ik ben een levenswerker

Van het leven dat God me gaf

Maar als ik te laat kom?

Mijn iemand heeft al gegeten

Johannes, Jozef, Jezus, Mané

Tiao, Lele.

Xango, Bené

Het is de Stad van God

Maar God vergat te kijken

Aan die mensen die het niet moe worden om geslagen te worden

Het wil niet zeggen dat de situatie een kwestie van werken is

Dat er mensen zullen zijn die voor je willen pleiten

Johannes, Jozef, Jezus, Mané

Tiao, Lele.

Xango, Bené