Idę -

Idę, ile mogę w miejscu stać?

Biorę, dałem ile mogłem

Wierzyłem, ufałem, myślałem, przegrałem

Przyjdziesz

Przytulisz, utulisz, odpowiesz

Powiesz «Przy mnie trwaj»

Milczę, ile mogę mówić wciąż?

Idę, już nie umiem w miejscu stać

Wierzyłem, ufałem, myślałem, przegrałem

Przyjdziesz

Przytulisz, utulisz, odpowiesz

Powiesz «Przy mnie trwaj»

Co o mnie wiesz, co?

Co o mnie wiesz?

Czego ty jeszcze chcesz?

Czego ty jeszcze chcesz?

Milczę, ile mogę mówić wciąż?

Biorę, dałem ile mogłem dać

Wierzyłaś, ufałaś, myślałaś, przegrałaś

Aż przyjdę

Przytulę, utulę, odpowiem

Powiem «Przy mnie trwaj»

Co?

Co?

Co o mnie wiesz, co?

Co o mnie wiesz?

Czego ty jeszcze chcesz?

Czego ty jeszcze chcesz?

Co?

Co?

Co o mnie wiesz, co?

Co o mnie wiesz?

Czego ty jeszcze chcesz?

Czego ty jeszcze chcesz?

(Co o mnie wiesz?

Co o mnie wiesz?

Co o mnie wiesz?

Co o mnie wiesz?

Co o mnie wiesz?

Co o mnie wiesz?)

Ik ga, hoeveel kan ik stilstaan?

Ik neem, ik gaf zoveel als ik kon

Ik geloofde, ik vertrouwde, ik dacht, ik verloor

Kom je

Je knuffelt, knuffelt, antwoordt

Je zult zeggen "Blijf bij mij"

Ik ben stil, hoeveel kan ik nog praten?

Ik ga, ik kan niet meer stil staan

Ik geloofde, ik vertrouwde, ik dacht, ik verloor

Kom je

Je knuffelt, knuffelt, antwoordt

Je zult zeggen "Blijf bij mij"

Wat weet je van mij?

Wat weet je van mij?

Wat wil je nog meer

Wat wil je nog meer

Ik ben stil, hoeveel kan ik nog praten?

Ik neem, ik gaf wat ik kon geven

Je geloofde, je vertrouwde, je dacht, je verloor

tot ik kom

Ik zal knuffelen, knuffelen, antwoorden

Ik zal zeggen "Blijf bij mij"

Wat?

Wat?

Wat weet je van mij?

Wat weet je van mij?

Wat wil je nog meer

Wat wil je nog meer

Wat?

Wat?

Wat weet je van mij?

Wat weet je van mij?

Wat wil je nog meer

Wat wil je nog meer

(Wat weet je van mij?

Wat weet je van mij?

Wat weet je van mij?

Wat weet je van mij?

Wat weet je van mij?

Wat weet je van mij?)